Pam Emmerik
Grrr
Mijn vorige hond, Pablo, is ooit aangereden toen hij de Rijksstraatweg overstak. Hij werd geschept door een auto, de lucht in geslingerd en belandde in de bosjes naast de weg. In mijn haast om bij hem te komen kwam ik zelf ook bijna onder een auto.
Pablo leefde nog, maar het bloed spoot als een fontein van lauwe tomatenketchup uit een wond in zijn hals. Om het bloeden te stelpen deed ik mijn T-shirt uit en bond dat zo strak mogelijk om zijn nek. Diezelfde middag heeft de dierenarts hem geopereerd. Na de operatie kwam hij met een bebloed voorschoot aan naar me toe en zei ernstig ‘het is een dubbeltje op zijn kant’. Pablo heeft het ongeluk overleefd, maar er een hoog krom ruggetje aan overgehouden. Steeds als ik daar naar keek, dacht ik: daar zit het dubbeltje op zijn kant.
Voor het ongeluk heb ik een keer met de schaar een puntje van zijn staart afgeknipt. Er sijpelde bloed uit. Ik hield van mijn hond en ik hield van zijn bloed. Ik hield ook van mijn eigen bloed. De gedachte aan al het bloed dat door mijn lichaam stroomde kon me soms helemaal gek maken van verlangen.
Waarom schrijft niemand daar eens een liedje over?
Over het verlangen dat in het bloed zit.
En dat onophoudelijk door je lichaam kolkt.
Alle liedjes op de radio gaan over de liefde. Die liefde zit altijd in het hart, het bloed doet er nauwelijks toe, pas als het hart bloedt telt het mee. Bloed is horig aan het hart, dat leer je door naar de radio te luisteren.
Ik hield van mijn hond. Mijn hond had de pest aan mijn stiefvader. Als mijn stiefvader hem wilde aaien begon de hond te grommen en liet zijn tanden zien en dan trok mijn stiefvader zijn hand gauw terug. Elke keer gebeurde er hetzelfde maar mijn stiefvader gaf het niet op. Als ik iets goeds over mijn stiefvader zou moeten zeggen, bijvoorbeeld met een pistool op mijn hoofd gericht, dan zou ik zeggen dat hij een vastberaden man was, iemand die zich niet door een tekkel liet afschrikken.
Pablo is nu dood. Hij is heel oud geworden, zeker voor een hondje met een zwakke rug. Negentien. Na zijn achtste jaar heeft hij mijn stiefvader nooit meer ontmoet, maar ik weet zeker dat hij hem anders tot op de laatste dag van zijn leven, blind, kalend en hondenzwaarmoedig, zijn tanden zou hebben laten zien. Grrr.