Isaak Babel
Grisjtsjoek
Met de tweede strooptocht naar de nederzetting liep het slecht af.
We waren op foerage uitgegaan en omstreeks het middaguur waren we op de terugweg. Grisjtsjoeks rug ging in een vredige cadans voor mijn ogen op en neer. Net voordat we het dorp bereikten, liet hij omzichtig de teugels zakken, zuchtte en glipte van zijn plaats weg. Hij gleed op mijn schoot en bleef overdwars in de wagen liggen.
Zijn hoofd, waaruit het bloed was verdwenen, rolde van links naar rechts, de paarden liepen stapvoets verder en over het gezicht van Grisjtsjoek spreidde zich als een lijkwade een gele sluier van rust.
‘Ik heb niks gegeten,’ zij hij verontschuldigend in antwoord op mijn alarmkreet, en zijn oogleden vielen loom toe.
Zo reden we het dorp in - met een languit in de kar uitgestrekte voerman.
Thuisgekomen probeerde ik hem met brood en aardappelen op de been te krijgen. Hij at lusteloos, ieder ogenblik sukkelde hij in slaap en zwaaide van links naar rechts. Toen liep hij naar het midden van de binnenplaats, spreidde zijn armen uit en ging op zijn rug liggen.
‘Grisjtsjoek, waarom zeg je niks,’ riep ik buiten mezelf uit. ‘Hoe wil je dan dat ik begrijp wat je scheelt, stuk ongeluk?’
Hij gaf geen antwoord en keerde zich om. En eerst in de loop van de nacht, toen we samen in het hooi lagen om bij elkaar wat warmte te vinden, vernam ik een hoofdstuk uit het sprakeloze verhaal van zijn leven.
Russische krijgsgevangenen waren door de Duitsers gebruikt voor het aanleggen van versterkingen langs de kust van de Noordzee. Tegen de tijd van de oogst werden ze tot diep in het binnenland van Duitsland weggesleept. Grisjtsjoek was door een boer in dienst genomen die ergens alleen leefde en niet goed bij zijn hoofd was. Zijn gestoordheid uitte zich in een volledig stommetje spelen. Door hem te slaan en door voedselonthouding bereikte hij dat Grisjtsjoek alleen door tekens contact met hem had. Zo leefden ze vier jaren lang in stilte en vrede met elkaar. Grisjtsjoek leerde in die tijd geen Duits, omdat hij de taal nooit te horen kreeg. Na de Duitse revolutie zocht hij zijn weg terug naar Rusland. Zijn baas deed hem uitgeleide tot de grens van het dorp. Bij de hoofdweg bleven ze staan. De Duitser wees op de kerk, toen op zijn hart en op de eindeloze, blauwe leegte van de horizont. Hij boog zijn grauwe, verfomfaaide en gestoorde hoofd naar Grisjtsjoeks schouder toe. Zo bleven ze een tijd staan, in een woordeloze omhelzing. Toen zwaaide de Duitser zijn armen in de lucht, en holde met wankelende trippelpasjes weg, naar huis terug.