Erich Kassner
Empedokles. Derde parabel over avontuur
Toen de oudsten en de priesters vernamen dat Hij op zijn vele omzwervingen hun stad naderde, traden zij Hem voor de grote poort tegemoet en prezen hun geluk en zalfden Zijn hoofd met olie en wonden klimop en witte wollen banden in Zijn lange zwarte haar en gewijd als iemand die offers in ontvangst neemt schreed Hij gehuld in Zijn mantel van de kleur van purper en op Zijn gouden sandalen door de grote poort, en in verwondering verdrong zich het volk in de straten en strooide rozen uit over het stof en spreidde bonte doeken uit onder Zijn schreden en de hele stad leek Zijn tempel en de hoge hemel het tempeldak. Zijn wijsheid, zo werd al lang door de mensen beweerd, zou zo groot zijn als de liefde der goden en de rampspoed die zij zenden; Zijn hart, zo werd beweerd, zou rein en stil zijn als het hart van de overwinnaar in de veldslag; Zijn ogen, zo werd tenslotte beweerd, zouden verder zien dan het verlangen. En het volk verbeidde Zijn woorden en was stom als een beeld, toen iemand uit de menigte, die er arm uitzag en lompen droeg, zacht tegen degene die naast hem stond zei: ‘Zie, hier gaat waarachtig iemand die de dood heeft overwonnen.’ Niemand had zijn woorden gehoord, want het volk en de oudsten en de priesters verbeidden datgene wat Hij hun zeggen zou en waren als beelden. Maar Hij had de woorden gehoord: ‘Zie, hier gaat waarachtig iemand die de dood heeft overwonnen.’ En het scheen Hem als had een vreemde hand door de vele plooien van Zijn mantel van de kleur van purper en door Zijn naakte borst naar Zijn hart gegrepen en Zijn hart sloeg nu snel en luid en dichte duisternis lag over Zijn blik en Zijn ogen brandden en staken en Zijn geest was verward. Hij zag het volk niet meer noch dat het vol zwijgende vragen Hem de straten liet en Hij wist niet dat de poort en de torens en de witte muren van de stad al ver achter Hem lagen en Hij hoorde niet hoe Zijn gouden sandalen hard tegen de stenen sloegen van het steile en verlaten pad en
hoe de koude wind van de berg in de vele plooien van Zijn mantel van de kleur van purper voer, Hij zag slechts diep beneden door de aarde en rotsen heen het vuur en boven de rokende krater en het scheen Hem als werd Hij geleid door iemand die sterk was en zweeg en als bracht hij Hem de berg op tot voor de donkere poort van het grote vuur. De hete rook verzengde Zijn oogleden en Zijn lange zwarte haar, Hij maakte Zijn gouden sandalen los van Zijn voeten en streek de klimop en de witte wollen banden uit Zijn gezalfde haar en wierp de mantel van de kleur van purper af en licht en naakt viel Zijn nog jonge lichaam in de eeuwige gloed.