Jules Renard
Christus gestraft
Als gekke Tiennette voorbij het kruis loopt dat buiten het dorp staat en het lijkt te behoeden voor verrassingen, ziet ze dat Christus is gevallen.
De harde wind heeft vannacht waarschijnlijk zijn spijkers uit het hout getrokken en hem op de grond gegooid.
Tiennette bekruist zich en zet Christus rechtop, maar behoedzaam, als was hij iemand die nog leefde. Het kruis is te hoog, ze kan hem niet terughangen; ook kan ze hem niet moederziel alleen langs de weg achterlaten.
Trouwens, hij heeft zich bij zijn val bezeerd en mist vingers.
- Ik zal Christus naar de timmerman brengen, zegt ze, dan kan hij hem repareren.
Eerbiedig pakt ze hem bij zijn middel en draagt hem weg, zonder te hollen. Maar hij is zo zwaar dat hij half uit haar armen glijdt, en meer dan eens moet ze hem met een harde ruk omhoog sjorren.
En elke keer blijven de spijkers waarmee Christus' voeten doorboord zijn, aan Tiennettes rok hangen, tillen die een stukje op en ontbloten haar benen.
- Wilt u daar wel eens mee stoppen, Heer! zegt ze.
En simpele Tiennette slaat Christus zacht op zijn wangen, voorzichtig, vol eerbied.