Ilja Leonard Pfeijffer
U heeft één nieuw bericht. Eerste nieuwe bericht:
‘Ja, hallo lieverd, met mij dus. Het is nu zaterdagavond, of nacht beter gezegd, rond de klok van twaalf uur veertien en het verbaast mij niets dat je er nu niet bent. Luister, lieverd, ik zal je iets vertellen. Je weet toch dat ik bij die lijers van de Willemskazerne automonteur heb gedaan? Is me toch nog mooi van pas gekomen. Anyways. Vanavond was ik nog even de stad in, bij hoe heet die tent, Quasimodo. Je kent die plek heus wel. Anyways. Ik zit daar rustig aan mijn Southern Comfort te pimpelmezen, komen er twee vozende viespeuken binnenwaaien, een lijer met een wijf, hij in zijn opzichtige maatkostuum en zij in haar blootste geiljurkje, je kent dat wel, je weet precies wat ik bedoel. Ze gaan aan de bar zitten en ik kolkte van woede. Zij konden geen seconde van elkaar afblijven en zij zat zelfs af en toe met haar geile vingertjes in 's mans edele kruis te pieregraaien. Kortom, daar ging geneukebeukt worden, dat had zelfs Erwin Krol met zijn ogen dicht en tien vingers met boter en suiker in zijn neus kunnen voorspellen. Maar daar ging deze jongen dus eens even een fijn stokje voor steken. Wat gaan we nou krijgen zeg! Ik loop naar buiten en zag onmiddellijk dat het die smakeloze rode Ferrari moest zijn. Echt zo'n schaamteloze patsbak die met zijn kleffe jatmozen niet van de wijfies af kan blijven. Anyways. Om een lang verhaal kort te maken, ik heb die boel dus een beetje versleuteld. Je kent het wel, nippeltje op scherp stellen, vuurwerkbommetje in de knalpot, dompelaartje bij het gaspedaal dat ie boven de vijftig omgekeerd reageert, stuurbekrachtiging op random, remkabeltje doorknippen, benzinetank aansluiten op het asbakje, dat werk. De normale gebruikelijke humorgeintjes. Zullen ze nog mooi op hun glimmende neukneusjes koekeloeren als ze straks met soppende mossel en kloppend paalmansje gaan wegkarren naar een motelletje. Vuurwerk willen ze, vuurwerk kennen ze krijgen, daar is deze jongen toevallig een hele rare in. Wat gaan we nou krijgen zeg! En, o
ja, lieverd, dat wijf dat was jij.’