De Revisor. Jaargang 29(2002)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Tonnus Oosterhoff Gedicht Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen zonnen draden hazen gouden haren Wij waren verwonderd en kregen deze uitleg Heer als hij zich strekt, dame als zij zich kromt, zo rent door de ochtend van het jaar haas. De vreemdste verhalen gaan over hem heen la, lauw de avond, de camera tegen speelt zieltogend bnn baasje dat het raakt verlekkerd. Het speelt maar. Dood steekt naar kindheid over In een veld van zilver een stappende zwarte haan, sterrenbeeld van inbeelding, vóelt zich daadwerkelijk symbool. Van inbeelding wind, weg, windwijzer Zij ziet aan de overkant een klant, vriend, of klantvriend die haar soms, soms bezorgt wat hij zelf niet kan krijgen. Hij pijpt haar, Things neuriënd, slikt uit haar wereld Dat haas al haar jongen levenslang in draagt, ze slechts in de overvloedigste lentes laat lopen is een legende. Daar is trouwens de zebra waarop haan in het magere veld van zijn laarzen al zijn zienswijzen met de wind mee verkondigt. haan is al, haas is pas, maar des te gezwinder Kruising. Grijsblauw de morgen, geelzwart 2 a.m. Het licht gaat op groen. Wij zagen verwonderd een witte (witte roos) ontmoeting [pagina 30] [p. 30] Ze kleurt haar nagels met autolak, de she-male, wacht op het don't walk licht, dan gaat hij. Naar De Graaffs idee lacht ze, de ‘vriend’ ‘ziet’ ‘een traan’, zelf weten doet niemand iets. Bart droogbekt ‘Wat een wijf, joh! Dat geloof je toch niet hee!’ De camerakamerheer kameraadt ja, nee Ik zou graag een meisje zijn - dus rijd ik een Porsche - dus zit met platjes - ik noem me Kelly Gula, Grace en Gene na, graceful genes, genetic disgrace ‘De keizer vereerd als godin’, indianenverhalen uit de Romeinse tijd. Als de haan kraait blijft je gezicht staan. Haas kijkt voor zijn plezier angstig om naar zijn ebenhaezer, een terugweg, haan blind vooruit. Engelen vluchten. Grijsbruin pluis en verscheidenverwige vederen dwarrelen. De uitleg verliep voor iemand had kunnen vragen wat dit gezicht beduidde, maar een dezer dagen waren wij, alleen, bij de poli urologie en vernamen waarom wij geen kinderen kregen: ‘Bij meneer functioneert slechts één teelbal. De andere is wat wij noemen een haneëi.’ Al mijn verdnaeringen voor stro-poppen. Ons gebots in bed een rinkelende cimbaal. De liefde beweegt zon en sterren maar de mijne brengt niets naar de overkant. Vorige Volgende