gaan klinken. Of dat de mensen het gewoon niet begrijpen. Vandaar ook mijn in de aanhef gestelde vraag.
Ondanks de archaïserende woorkeuze is de syntaxis in Wats poëzie vaak modern: compact en lapidair. Dit is een zegen voor de vertaler, als je bedenkt dat uit het Pools vertaald Nederlands gewoonlijk veel meer woorden telt dan het origineel. In poëzie is dat verschil weliswaar kleiner (incidenteel kan het Nederlands zelfs korter zijn), maar het vertalen levert toch vaak problemen op: een versregel mag zich niet al te lang uitstrekken. Daardoor ben je als vertaler bij tijd en wijle gedwongen te comprimeren, ‘onder’ te vertolken, door verkorting of weglating. Maar door de vrije regellengte was dat hier niet echt nodig.
Het spel tussen oude en nieuwe woorden (Wat was de eerste Poolse dichter die het woord ‘relax’, relaks, in de moderne betekenis gebruikte), vormen en constructies is beslissend voor de toon van zijn gedichten. Dit spel kenmerkt zijn poëzie in haar verscheurdheid tussen oud en nieuw, tussen de bijbels-klassieke bakermat van de beschaving en het heden vol vervreemding, atomisering en verwoesting.
Wat rijmt (bijna consequent) als gezegd: tweemaal abab, dan cdd, cee. Zijn rijmen zijn nooit banaal. Het sonnet is misschien de enige dichtvorm die ook in vertaling altijd zou moeten rijmen, maar ik ben in mijn poging Wat te vernederlandsen niet tot het uiterste gegaan: ik heb gerijmd waar ik de mogelijkheid ertoe zag zonder al te ver van de tekst af te wijken. In zijn evocatie van de nacht in Gethsemane, de kruisiging en de wederopstanding wilde ik liever dicht bij de beelden blijven en bij het vocabulaire van de Bijbel. Bij Wat is welluidendheid mijns inziens belangrijker dan rechtzinnigheid. Vandaar dat de volgende woorden bij mij mogen ‘rijmen’: verlaten-water, verslapen-zagen, tweeën-stenen, wildernis-al is. Op enige plekken verdwijnt bij mij het rijm bijna geheel. Curieus genoeg lijkt het dan alsof er vanzelf iets anders voor in de plaats komt. In het tweede kwatrijn van 3 is dat de klinker -ij-: serafijnen, opzij, verschijnen, herrijzen; in het eerste terzet rijmen ‘zijn’ en ‘pijn’, in het tweede ‘tijd’ en ‘bevrijd’. Alleen: in het eerstgenoemde rijmpaar is sprake van overrijm; het Pools heeft hier o's, wat opvalt, en ik zou iets moeten vinden, met ‘verlost’ bijvoorbeeld...
Stop! Als u goed hebt opgelet, hebt u gezien dat er niet ‘tijd’ en ‘bevrijd’ staan, maar ‘wens’ en ‘mens’. Die vondst deed ik terwijl ik zat te schrijven. Eerst stond er: ‘Maar hij verbeidt de tijd / waarin de mens zal zijn bevrijd’. Ook de Poolse tekst eindigt met het woord ‘mens’ (czlowieka), dat is in elk geval goed. ‘Wens’ staat er niet, er staat ‘wacht’ (czeka). Een kniesoor die daarover valt... Terug naar ‘verlost’... Kan ik nu misschien wel ‘bevrijd’ gebruiken, rijmend bijvoorbeeld op ‘lijdt’? Maar ik wil die -ij- zo graag kwijt. Iets met ‘wonden’ dan? Wat identificeert zich nogal eens met de apostel Thomas die de wonden van Jezus moest aanraken om te geloven... Op naar het WNT, inderdaad, ‘ontbinden’ kan ook betekenen: ‘losmaken, vrijmaken, bevrijden van iets, thans