De Revisor. Jaargang 27
(2000)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Frédéric Martel in gesprek met Michel Houellebecq
| |
[pagina 21]
| |
experiment met een muis na te doen en op de foto te gaan met uw Monoprix-tas onder
Eigenlijk vond ik die foto's niet zo'n goed idee, ik heb er domweg in toegestemd om Les Inrockuptibles een plezier te doen. Twee van hen waren tenslotte speciaal van vakantie teruggekomen om zich naar mijn agenda te schikken, het was normaal dat ik van mijn kant ook concessies deed. Ik heb alleen geweigerd die muis aan te raken, waardoor hij bijna ontsnapte en de reportage bijna mislukte. Maar achteraf denk ik dat die omslagfoto heel mooi is, en dat is uiteindelijk toch het belangrijkste. Als je vertrouwen hebt in de kwaliteiten van de fotograaf, kun je bepaalde dingen accepteren die je op het eerste gezicht vreemd vindt.
Uw eigen schrijfstijl is zowel zeer herkenbaar als zeer leesbaar. U spreekt de taal van alledag, de taal van de werkelijkheid. Dat kan ertoe leiden dat de grens tussen verteller en auteur vervaagt. Ik doe mijn best om geen stijl te hebben. Idealiter zou de schrijfstijl de auteur moeten volgen in al zijn gemoedstoestanden, zonder uit te kristalliseren in bepaalde patronen of tics. Dat neemt niet weg dat bepaalde gemoedstoestanden vrij kenmerkend voor mij lijken te zijn, met name de toestand die op papier de vorm aanneemt van banale zinnetjes die naast elkaar geplaatst een absurd effect opleveren.
Bijvoorbeeld? In Elementaire deeltjes vind je: ‘Hij kon zich niet meer herinneren wanneer hij zijn laatste erectie had gehad; hij wachtte het onweer af’ (p. 21). Of: ‘Waar was de waarheid? De middaghitte vervulde het vertrek’ (p. 24). Of iets verderop: ‘De eeuwigheid van de kindertijd is een korte eeuwigheid, maar dat weet hij nog niet; het landschap glijdt voorbij’ (p. 35). Ik merk dat ik in zulke gevallen vaak een puntkomma gebruik.Ga naar margenoot1 Maar eigenlijk noem ik het alleen uit beleefdheid absurd: ik zou liever willen dat het als poëzie werd gezien.
Uw personages zijn bijna nooit absurd, maar ze lijken we vaak gevaarlijk. Daarover hebt u in een recent interview iets heel moois maar tegelijk heel verontrustends gezegd: ‘Uiteindelijk vind je altijd een excuus voor je personages, zelfs voor de meest weerzinwekkende’.Ga naar margenoot2 Wat ik belangrijk vind in die zin is ‘uiteindelijk... altijd’. Je kunt een door en door verwerpelijk personage misschien een bladzijde of tien volhouden; daarna ontstaat er een soort van betrokkenheid. Dat is een volkomen mechanisch, onvermijdelijk effect. Maar grappig genoeg kun je, al denkt men vaak het tegendeel, een heel mooi en heel zuiver personage zo ongeveer eindeloos lang volhouden. | |
[pagina 22]
| |
Dat is allemaal zeer psychologisch. De nouveau roman en zijn hedendaagse erfgenamen lijken ver weg. Toch verschilt de ‘gasflesomruilexpeditie’ in Het fototoestel van Jean-Philippe Toussaint niet zo heel veel van de ‘Italiaanse weken’ of de ‘Monoprix Gourmet’-producten bij Houellebecq. Over het specifieke geval van Toussaint kan ik niets zeggen, maar ik weet dat er een behavioristische tendens bestaat in de nouveau roman, en ook in de detectiveroman; die twee komen bij elkaar bij Manchette.Ga naar margenoot3 Dat is allemaal niet onbelangrijk, die wil om de dingen heel nauwkeurig te beschrijven. Het zou zelfs perfect zijn als het om de beschrijving van het gedrag van dieren ging.
Als landbouwkundig ingenieur bent u eerst een tijd werkloos geweest en toen in een diepe depressie beland: anxiolytica, psychiatrisch ziekenhuis, alcoholisme... De mens Houellebecq is die crisis te boven gekomen, maar u bent een gedeprimeerde schrijver gebleven. De literatuur wordt niet geacht optimistisch te zijn, een boodschap van hoop uit te dragen, te zorgen dat de mensen van het leven houden; in die zin is het iets totaal anders dan propaganda. De wereld als markt en strijd was een zeer gedeprimeerd boek, daar hebt u gelijk in. Bij Elementaire deeltjes ligt de zaak gecompliceerder, volgens mij. Dat boek zou je beter ambivalent kunnen noemen.
In De wereld als markt en strijd zegt de ik persoon: ‘Ik houd niet van deze wereld. Nee, ik houd er absoluut niet van. Van de maatschappij waarin ik leef moet ik walgen...’ (p. 89). In Elementaire deeltjes haat Michel de wereld waarin hij leeft ook. Beiden zijn de hoofdpersoon van het boek. Dat is vast geen toeval. Je vindt in beide romans dezelfde structuur terug. Er is een confrontatie tussen een personage dat zich aan de wereld wil hechten (Tisserand, Bruno) en een ander dat besluit zich buiten die wereld te plaatsen (de verteller, Michel). In beide gevallen glijdt degene die van de wereld wil houden langzaam naar de wanhoop af: elke poging leidt onvermijdelijk tot een nieuwe frustratie. En in beide gevallen strandt ook degene die zich buiten de wereld wil plaatsen op een bepaalde manier, want zijn onthechting brengt hem niet de gezochte sereniteit. Ik heb absoluut niet de indruk dat ik romans ‘met een boodschap’ schrijf, maar in dit geval lijkt de les me schrikwekkend duidelijk. Begeerte is zinloos, pijnlijk en moorddadig; wijsheid en humor zijn zinloos, niet vol te houden en uiteindelijk ook pijnlijk.
U bent vaak getypeerd als een anti-achtenzestiger. Laat ik eens een hypothese wagen. Als we kijken naar de journalisten die uw boek hebben gewaardeerd, en ook de lezers, dan zijn die vaak juist van de protestgeneratie. Zou het uiteindelijk niet zo kunnen zijn dat u niet de kinderen van die generatie vertegenwoordigt maar hun ouders zelf, zoals ze zijn | |
[pagina 23]
| |
geworden? Dat wil zeggen, met de vraagtekens die ze nu zetten bij hun eigen extreme houding van toen? Met het beeld dat ze van zichzelf hebben nu ze grootvaders zijn? Een beetje verdwaasd, en een beetje verbitterd? Vindt u het erg als ik u zeg dat Elementaire deeltjes (in tegenstelling tot De wereld als markt en strijd, denk ik) voor mij een boek voor ouderen is?... Dat klopt absoluut niet met mijn eigen ervaringen. Als schrijver lijkt het me uiteraard absurd mezelf te associëren met een bepaalde generatie, maar tijdens mijn signeersessies in boekhandels heb ik ook gemerkt dat mijn publiek zo ongeveer alle leeftijden had; er viel in dat opzicht geen enkele lijn in te ontdekken. Behalve dan dat ik voor mijn tweede roman, Elementaire deeltjes, een - overigens moeilijk te begrijpen - toevloed van jongeren zie. Jongeren worden geacht tolerant, liberaal, optimistisch, mondialistisch, connected enzovoort te zijn. Voor het overgrote deel zal dat ook wel kloppen: na vijftig jaar van ononderbroken afstomping is dat wel het minste. Misschien is het wel onvermijdelijk dat de literatuur de groep jongeren aantrekt die zich slecht op hun gemak voelt bij de dominante waarden van hun tijd. Maar hoe dan ook, we moeten ons niet blindstaren op mei '68: ik heb altijd gevonden dat de verschillen tussen de jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig nogal worden overdreven... Laten we zeggen dat het meer een thema voor trendwatchers is dan een realiteit: het opvallendste fenomeen van de afgelopen halve eeuw is toch wel de Amerikaanse culturele overheersing. Wat dat betreft is het trouwens goed mogelijk dat er momenteel een ommekeer plaatsvindt.
De verschijning van Elementaire deeltjes heeft nogal wat stof doen opwaaien: een kort geding, aangespannen door de camping L'Espace du Possible, een politieke verstoting uit de redactie van het tijdschrift Perpendiculaire, een grote krant (Ouest-France) die zijn lezers oproept uw boek te boycotten... Het is een beetje too much, voor één roman. In het begin wekte de polemiek vooral ergernis bij me op, maar ik begin eraan gewend te raken. Ik ontdek nu wat een subtiel genoegen het is om te worden beledigd door idioten. Het proces daarentegen mag dan banaal lijken, maar de gevolgen zijn veel ernstiger. Bij de eerste herdruk moesten we de naam en de plaats van de camping veranderen (hij heet nu ‘Le Lieu du Changement’, en Royan is vervangen door Cholet). Dat is allemaal echt zeer vervelend. De topografie is belangrijk in het boek. Cholet ligt niet eens aan zee: de verplaatsingen van de personages worden onbegrijpelijk. U zult zien dat de polemieken binnen een jaar vergeten zullen zijn, maar dat men het over vijftig jaar nog altijd over het proces zal hebben. | |
[pagina 24]
| |
Tijdens die polemieken bent u het slachtoffer geworden van een onwaardige scheld- en lastercampagne. Tegelijkertijd provoceert u zelf, door in Les Inrockuptibles te beweren: ‘Ik mag Stalin wel,’ of: ‘Ik denk dat de geschiedenis Georges Marchais gelijk zal geven’.Ga naar margenoot4 En dan hebben we het nog niet eens over uw uitspraken over eugenetica (die volgens u wenselijk is), racisme (een bijverschijnsel), abortus (u bent tegen) of serial killers (die de ‘onwettige kinderen’ van de hippies zouden zijn). Rappers, aidspatiënten, feministen en homoseksuelen kunnen van u ‘de pot op’. Dat is allemaal niet zo vriendelijk. Ik zou daar punt voor punt op moeten antwoorden. Er zijn me zoveel vragen gesteld dat ik mijn antwoorden vaak vergeten ben. Ik herinner me bijvoorbeeld niet dat ik kritiek heb gehad op aidspatiënten.Ga naar margenoot5 Eigenlijk begrijp ik niet eens hoe ze me over dat soort dingen naar mijn mening durven te vragen.
Over het algemeen wordt van een schrijver niet verwacht dat hij objectief is of veel gevoel voor politiek heeft. Maar wat u zegt over Stalin, eugenetica of het feminisme is toch nogal kort door de bocht. Zegt u gewoon maar wat u voor de mond komt? Communisme, feminisme en eugenetica, dat zijn geen van drieën eenvoudige onderwerpen. Ik ken de eenvoudige antwoorden, de antwoorden die je populair maken. Wanneer ik die niet gebruik, is dat niet om te provoceren, maar uit eerlijkheid. Ik doe mijn best niet gewoon te zeggen wat me voor de mond komt, maar het kan helaas gebeuren dat ik uit ergernis op een bepaalde manier reageer. Hoe dan ook, als een vraag je tegenstaat of indiscreet lijkt, heb je altijd het recht te liegen, jezelf tegen te spreken, te proberen de interviewer uit balans te brengen, enzovoort. Ik ben geen antwoordmachine.
Volgens Pierre Marcelle in Libération moet uw ‘lan leve Stalin’ worden gelezen als een ‘punky tatoeage op een hippe schouder’.Ga naar margenoot6 Dat is heel goed gezien - wat niet wegneemt dat ik nooit voor een ‘lang leve Netsjajev’-tatoeage zou hebben gekozen. Maar het is toch mijn goed recht een beetje hip te zijn. In het begin ben ik gesteund door de hippe media: 20 Ans, Technikart, een hele invloedssfeer van Canal+. Die mensen zijn absoluut niet dom. Les Inrockuptibles is een geval apart, dat is een beetje een familieaangelegenheid geworden. Ze steunen me, maar ze zijn intern verdeeld, en zijn daarbij gebaat. Als er rust in de tent heerst vallen ze in slaap, maar als ze intern verdeeld zijn doen ze het uitstekend. Dat is hun rebelse kant, de rock- 'n-roll-geest, die toch zeer hardnekkig is.Ga naar margenoot7
U kent Alain de Benoist en het tijdschrift Krisis.Ga naar margenoot8 Sommigen beweren dat u dicht tegen die theorieën aan zit. Nee, die ken ik niet. | |
[pagina 25]
| |
U bent niet erg vriendelijk voor vrouwen en homoseksuelen. Sommigen noemen u een vrouwenhater. Nee, integendeel, ik heb juist sterk de indruk dat ik veel vriendelijker voor vrouwen ben dan voor mannen. Wat homoseksuelen betreft, die begrijp ik absoluut niet, en eigenlijk heb ik er totaal geen mening over. Wel heb ik een vreselijke hekel aan gays, net zoals ik een vreselijke hekel heb aan blacks, milieufreaks, potten enzovoort. Toen ik jonger was kon ik niet tegen neo-hippies, rasta's, punkers en Occitaanse regionalisten... Kortom, elke keer als ik een vorm van clangedrag ontdek, word ik sarcastisch en venijnig. Ik heb zelf nooit tot een clan behoord, en ik voel een diepe minachting voor mensen die zich laten opsluiten in zo'n groepsstructuur; die een stompzinnige, volledig door de mode en de markt gedicteerde subcultuur aanhangen en weigeren te communiceren buiten hun clan. Ik wil met mensen te maken hebben die zichzelf in de eerste plaats als mensen zien. Om op de literatuur terug te komen: de grote bezingers van de négritude zouden zich volgens mij toch wat ongemakkelijk voelen bij het black cultuurtje. En ik durf me haast niet voor te stellen hoe Proust het zou vinden om tot de gay writers te worden gerekend.
Bij een van onze eerdere ontmoetingen, na het uitkomen van De wereld als markt en strijd, vertelde u me dat u langzamerhand, naarmate u ouder werd, ‘sociaal-democraat op het seksuele vlak’ begon te worden. Ook op het economische vlak, trouwens. Laten we zeggen dat ik me steeds scherper bewust word van de problemen van het communisme, maar dat ik blijf pleiten voor aanpassingen aan het liberalisme. Wat in ieder geval niet is veranderd sinds De wereld als markt en strijd, is mijn bizarre neiging om de seksuele problematiek vanuit dezelfde gezichtshoek te benaderen als de economische problematiek.
Over het algemeen heeft men u niet erg serieus genomen als essayist, getuige bijvoorbeeld de stilte die volgde op de verschijning van uw essaybundel Interventions (Flammarion, 1998). Dan had Bourdieu heel wat meer succes met zijn Contre-feux...Ga naar margenoot9 Dat is niet erg; mijn gedichten interesseren ook niet veel mensen. De roman blijft het belangrijkste genre, zowel voor het grote publiek als voor de literaire kritiek. Essayisten zoals Bourdieu nemen een aparte positie in. Maar ik ben een fictieschrijver, en een fictieschrijver moet natuurlijk romans schrijven: geen gedichten, geen columns. Maar ik voel me toch wel een beetje gekwetst wanneer ik in Le Monde lees dat Elementaire deeltjes toch nog maar mijn tweede roman is, waarmee bedoeld wordt dat het mijn tweede ‘echte boek’ is. Eerder gekwetst dan beledigd, want ik denk dat de critici zich van geen kwaad bewust zijn... Je moet toch niet denken aan al diegenen die alleen maar gedichten schrijven en niet van plan zijn iets anders te doen. | |
[pagina 26]
| |
Het lijkt soms wel alsof de enorme aandacht voor Elementaire deeltjes een soort compensatie is voor het slechte geweten dat veel critici hadden omdat ze De wereld als markt en strijd niet hadden opgemerkt... Daar hebt u absoluut gelijk in.
Dat is jammer, want volgens mij is De wereld als markt en strijd een beter boek. In ieder geval is dat in mijn ogen de roman waarmee je moet beginnen.
De reactie van veel critici op Elementaire deeltjes was: ‘Het is naïef en onbezonnen, maar het is wel onthullend.’ Dat is bijvoorbeeld zo'n beetje de houding van Marc Weitzmann in Les Inrockuptibles.Ga naar margenoot10 Maar wat wordt er dan onthuld? Ik ben niet ontevreden als ik een naïef en onbezonnen boek heb geschreven. Bezonnenheid leidt algauw tot een soort steriliteit die grenst aan idiotie, en die de vorm aanneemt van uitspraken in de trant van: ‘Zo is het nu eenmaal, iedereen heeft zijn eigen waarheid, iedereen heeft zo zijn redenen, het is allemaal niet zo eenvoudig als het lijkt,’ enzovoort. Ik vind naïviteit onmisbaar; het is eerder het tegendeel van cynisme dan van intelligentie. Cynisme is, daar ben ik al heel lang van overtuigd, een specifieke vorm van domheid. En onthullend? Dat betekent dat er iets was waar men niet over sprak. In het geval van De wereld als markt en strijd is dat duidelijk. Geen enkel aspect van de seksualiteit liet men onbesproken, behalve de essentie: het verleiden, het versieren; de doodeenvoudige vraag of je in de smaak valt of niet. De vraag wat er in Elementaire deeltjes wordt onthuld is moeilijker te beantwoorden. Ik ben geneigd me aan te sluiten bij de hypothese van Gilles Tordjman in L'Événement du Jeudi: ik ben een onheilsprofeet, ik kondig het einde van een wereld aan, ik kondig in zekere zin het einde van de westerse beschaving aan. Sterker nog, ik zie de apocalyps met een zekere achteloosheid tegemoet, en ik zie zelfs mogelijkheden tot herstel.
U bent kort geleden ingedeeld in een ‘nieuwe literaire stroming’, samen met onder anderen Marie Darrieussecq en Vincent Ravalec.Ga naar margenoot11 Was dat serieus bedoeld, of was het gewoon omdat dat rijm op ‘ec’ zo lekker bekt? Ik word natuurlijk nooit geraadpleegd over dat soort dingen. Altijd als er van die ‘nieuwe literaire stromingen’ worden gelanceerd, wekt dat bij iedereen enorme ergernis op, behalve bij degenen die ze lanceren. Wat niet wegneemt dat er in de jaren negentig toch wel iets is veranderd in de Franse literatuur. Wat? Dat valt moeilijk te zeggen. Maar om er wijs uit te worden kun je proberen categorieën aan te brengen. Om er iets van te begrijpen, moet je beginnen met ordenen. | |
[pagina 27]
| |
Denken/Ordenen, zoals Perec zegt.Ga naar margenoot12 Ja. En dat is het vak van de critici. Beroepshalve worden ze geacht een overzicht te hebben over de totale literaire productie; ik hoef dat niet. Als er geordend moet worden en er schrijvers met elkaar in verband moeten worden gebracht, zijn zij daarvoor de aangewezen personen; ik vind het volstrekt legitiem dat ze dat proberen. Het artikel van Frédéric Badré dat zoveel woedende reacties heeft opgeroepen, had in ieder geval de verdienste dat het de nadruk legde op een punt dat zeer juist is: de vreemdheid lijkt te zijn verschoven van de individuele psychologie naar de dingen om ons heen. Ik heb de indruk dat we een beetje moe beginnen te worden van onze eigen raadselen, die minder raadselachtig zijn dan wel werd gezegd, maar dat we anderzijds steeds meer het gevoel krijgen dat we in een onbegrijpelijke en gevaarlijke wereld leven.
Kende u Philippe Sollers al voordat u in Elementaire deeltjes een kritisch portret van hem schetste? Nee, ik had hem nog nooit ontmoet voordat het boek uitkwam. Maar ik had hem wel vaak op televisie gezien. Wanneer Bruno zegt dat hij hem ‘nog beter vindt dan op tv’ (p. 208), geeft dat vrij goed aan waarom ik Sopers als personage heb gebruikt. Eerlijk gezegd lijkt dat portret me eerder komisch dan echt kritisch.
Zou u Sollers opnieuw als personage kunnen opvoeren in een volgend boek, nu u hem persoonlijk kent? Waarom niet? Maar dat zou meer tijd en moeite kosten. Als televisiepersoonlijkheid is Philippe Sollers consistent, goed herkenbaar, extreem gepolijst. Het is gemakkelijk om over een televisiepersoonlijkheid te schrijven. Maar over een mens van vlees en bloed schrijven, dat is heel andere koek
Vertaling Martin de Haan | |
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
M. Februari | Marjolein Drenth ... maar uiteindelijk zal het wel de ijdelheid zijn die mijn blik op de spiegel richt: ‘you're so vain, you think this song is about you, don't you, don't you? Anthony Mertens
Uitgangspunt is dat de mens maar één individu is die soms tweestrijdige motieven voor zijn handelingen heeft, waartussen hij moet kiezen, omdat hij maar één handeling tegelijkertijd kan verrichten en dus wel moet kiezen. Zo zit het leven nu eenmaal in elkaar. Menno Lievers
Af is het nog lang niet, het boek waar het hier over gaat blijft zich met alle ‘spiegeltje, spiegeltje aan de wand’ aan mijn bereik onttrekken. Atte Jongstra
Om bij de Berg van Belofte to komen, moet je niet alleen klimmen, maar ook afdalen. Elk maximum wordt gekenmerkt door een minimum. Elk dilemma, is zogenoemd, een minimaxprobleem. Men beweegt zich over het maximum van de minima's. Menig ongelukkige blijft in een dal steken. Gerrit Krol
Grote denkers zullen zich er altijd wel terdege van bewust geweest zijn dat hun geestesproducten noodgedwongen behoren tot wetenschappelijke ficties, weerlegbare hypotheses, of bewuste leugens. André Klukhuhn |
|