De Revisor. Jaargang 27
(2000)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Kees Mercks
| |
[pagina 18]
| |
Detail van een muurschildering in het Praagse straatje Na hrázi, waar op nummer 24 Bohumil Hrabal in de jaren vijftig heeft gewoond.
tijd bij een notaris werkzaam geweest, daarna als verzekeringsagent, tijdens de oorlog als perronchef (gek op zijn uniform), en als vertegenwoordiger van galanteriewaren. In die tijd schreef hij wel al, maar publiceerde niet. De tijd was er nog niet rijp voor. Hij voelde zich aangetrokken tot de surrealisten, zowel in de literatuur als in de beeldende kunst, en hij onderhield ook levendige contacten met hen. Na de oorlog werd het surrealisme in de alledaagse werkelijkheid gezocht, de pareltjes van de poëzie in het slijk van het dagelijks bestaan. In 1949 trad Hrabal in dienst van Poldi, een jaar na de communistische machtsovername toen particuliere bedrijven genaast werden. De firma waarvoor hij gewerkt had, moest sluiten en er zat voor hem (gepromoveerd jurist) weinig anders op dan als arbeider te gaan werken. Waarschijnlijk was dit werk ook bedoeld als nieuwe literaire pose en een proeftuin voor zijn poëtica, want op welke andere plaats was het contrast tussen het zware dagelijkse bestaan en de poëzie groter dan daar? Hij meldde zich aan als ‘brigade-arbeider’ en werkte er tot 1952, toen een bedrijfsongeval hem ertoe dwong lichter werk te zoeken, wat hij vond in het oud papier, zoals meesterlijk beschreven zou worden in zijn novelle Al te luide eenzaamheid. In zijn nieuwe gedaante als schrijver-fabrieksarbeider nam hij zijn intrek in het befaamde arbeidershuisje in Praag-Libeň, waar hij met zijn vrouw Pipsi zijn ‘trouwpartijen thuis’ (orgiastische slemppartijen) hield. Met zijn kameraden, afkomstig uit de literatuur, beeldende kunst en wetenschap vormde hij de artistieke bohème in de periferie van de arbeidersstaat. Hrabal verzamelde bij Poldi het oud metaal: voor hem uiterst realistische en tegelijk | |
[pagina 19]
| |
ook surrealistische objets trouvés, zoals te zien is in de film Leeuweriken aan een draadje (J. Menzel). Hij luisterde er naar de sterke verhalen van de arbeiders en naar de broeierige geluiden van de smeltovens. Hij proefde er de troosteloze sfeer van de fabrieksvloer en was geïmponeerd door de immens zware arbeid en het gigantische omsmeltingsproces. Dit laatste sloot uitstekend aan bij zijn poëtica, want ook zijn gedichten en het proza dat hij schreef waren een amalgaam, een legering, van allerhande motieven, subverhalen, flarden gesprek en dergelijke, die hij transformeerde tot zijn persoonlijke poëtische wereld. Met een knipoog naar de Tsjechische reformator Jan Hus zouden we hier zelfs kunnen spreken van een literair ‘transsubstantiëren’ of met een knipoog naar de metafysica zelfs van ‘transcenderen’, wanneer we daaronder verstaan de regelmatige doorbraken in Hrabals literaire werk naar een hoger filosofisch (Schopenhauer, Nietzsche) of ook religieus besef (de Heilige Geest, Lao Tse). Hrabals oud-metaalverhaal over Poldi is ontstaan in de tweede helft van de jaren vijftig, maar werd voorafgegaan door een versie in dichtvorm, zoals dat overigens ook het geval is geweest bij zijn oud-papiernovelle Al te luide eenzaamheid, en is zelf dus ook al een transformatie. Deze dichtversie is iets grover, ruiger en platter, maar een aanzienlijk aantal motieven is letterlijk overgegaan in het Poldi-verhaal. Op het hoogoventerrein vormt het embleem met het vrouwenkopje van Poldi, dat overal bovenuit torent, een symbool van het hogere: enerzijds is het een banaal fabrieksembleem, anderzijds het (vrouwelijke) raakpunt met de sterren, de hemel, de kosmos. Dankzij die ambiguïteit bezingt, vereert Hrabal haar als bemiddelaarster tussen hemelse schoonheid en aardse modder. Onder haar patronaat wordt de grauwe wereld omgevormd, omgesmolten tot een poëtisch beeld. In werkelijkheid heette deze Poldi Leopoldine en was ze de echtgenote van ene Carl Wittgenstein, een welgestelde telg uit de Weense industrieadel. Het filiaal Poldi werd in 1889 in Kladno gesticht. In hetzelfde jaar kreeg het echtpaar een zoon: Ludwig..., de beroemde filosoof, die het net als Hrabal geregeld zo moeilijk had met het leven. Jammer dat Hrabal dit zelf nooit heeft geweten, anders had hij op dat sensationele gegeven zeker op enige plek in zijn immense oeuvre ingespeeld. De beeldschone Poldi is dus niet alleen de Maria van de staalarbeiders, maar ook de moeder van dé Wittgenstein. Ga naar margenoot1 |
|