Arjen Duinker
Ik loop nogal uiteen: veel dingen weet ik zeker, maar van bijna niets ben ik overtuigd. Raadselachtige luiheid en een sterk verlangen naar een perfecte toestand die ik in de verste verte niet perfect zou durven noemen. Neiging om in voor de hand liggende raadselen te spreken en ontkenning van willekeurig welk raadsel. Daarnaast biljart ik graag bij Lander op de grote tafel. Als ik de bal slecht raak, erger ik me. Na een geslaagde harmonica haal ik opgelucht adem. Een driehoekje moet erop. Kijken naar de afstoot van anderen, luisteren naar het geluid. En al beschik ik niet over voldoende techniek of over voldoende kennis van het driebanden, ik ga ervan uit dat ik elk patroon kan maken. Juist omdat ik de nodige kwaliteiten mis, lijkt het soms alsof ik al proberende, maar wat aan het rommelen ben. U begrijpt natuurlijk dat dat niet het geval is.
Rekenen, sommetjes maken, verzamelen, ordenen, dingen met elkaar laten kloppen, dat doe ik. Kleine dingen die ik tegenkom, als ik thuis zit, over straat loop of aan het biljarten ben. Urenlang kan ik me suf piekeren over flauwiteiten, grove uitspraken, een feestartikel, een grijns, een mes, spreekwoorden, gemberwortel. Die dingen moeten een plaats krijgen - ik zou haast zeggen: maakt niet uit waar - zonder dat ik me daarvoor hoef in te spannen. Ik pieker dan ook niet echt, ik wacht: kijk uit het raam, neurie wat, in de hoop dat, als ik maar zo min mogelijk mijn best doe, de dingen op zeker ogenblik, wanneer ik ze bij hun naam noem, hun vanzelfsprekendheid zullen behouden. Een vanzelfsprekendheid die ze bezaten, voordat ik ze uitsprak. Nee, een woord is voor mij geen beeld, een woord is gewoon een ding. Even terug naar dat biljarten: daar droom ik van. Rottige bal aan de band, die gemakkelijk op zijn kop gaat staan, derde bal die klein is, klotsgevaar... Ach, soms word ik in paniek wakker, omdat ik de verkeerde oplossing heb gekozen. Ja, nog erger: soms val ik niet in slaap, omdat ik steeds opnieuw een bepaalde afstoot wil oefenen. Niet mikken, maar voelen.
Regelmatig boodschappen doen is zeker zo belangrijk als biljarten; elke dag, indien mogelijk, een paar keer. Uiterst voedzaam. De haat wordt er groter van, de liefde trouwens ook, net als de zorgzaamheid, de weerzin, de ambitie: levende wolk van vermoedens. Ik pas me aan. Een goed geheugen heb ik niet, en dat hoeft geen mens te verbazen. Al met al bezie ik mezelf met het nodige wantrouwen: ik heb geen idee wie of wat ik ben, hoewel ik precies weet wat ik doe, laat, uitvoer, rondbazuin en verzwijg. Nog altijd kruipt de dag rond in mijn weefsel, dag die een melancholieke tijd zonder uitkomst vertegenwoordigt. Rijkdom aan veelzijdigheid, rijkdom aan enkelvoudigheid: veelzijdigheid van patronen, enkelvoudigheid van dingen. Kloewaknoten, vriendinnen, vrienden, cassavechips, pepertjes, ik koester ze een voor een. Niettemin koester ik zonder het te willen, lui en ruw. En hieruit volgt - logica is de vrolijkste tak van de filosofie - dat mijn denken, voorzover het die naam verdient, een formele bezigheid is. Jaar in jaar uit neemt een mij onbekende duidelijkheid toe.