De Revisor. Jaargang 20(1993)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Erik Spinoy Zelfportret in comateuze toestand Wat stelt gij u van alles voor: als gij op bed ligt waar het wit is, lakens vers gesteven zijn en lucht naar ether ruikt dan ziet gij, slapeloze geest, platanen aan de laan, uw spel alleen in korte broek. Haat geldt de boer hoog op de kar, de hard gesproken zin Gedaan is 't groot verlof! Het komt terug niet meer. Fatale ironie, als in een beeld gevat een dorp verschijnt, mediterraan: Milaan, waar perzikbomen onder bouwstof staan. Cervia, waar blonde gratie zong in mensenvlees en tot u sprak, zelfs tot uw schamelheid. Onder een bronzen zon cohorten blauwe stoelen, parasols - Finale, in Ligurië. De rest vergeet ge maar. Ach, wat. De oude wenkt en grijnst, en doet wat aan zijn scherpe zeis. [pagina 31] [p. 31] Vaag keren tuinen terug, ascetisch groen het gras gemaaid, de wilg geknot weer door de grijze in zijn strengheid. Damp slurpt aan vuur dat blauw, oranje is en brandt waar jam ontstaat en erwten, bonen voor de eeuwigheid. Brood wordt bekruist, zij veegt uw mond schoon, brandt een kaars voor u. Zodat gij lachen moet. Uit pijpjes, slangen stroomt het leven toe. De meter houdt de wacht. Wat ziet men het somber in! Leeftijd jaagt door vrouwenhanden terwijl ze onbeweeglijk zijn. Het is de liefde niet. Terwijl het dak instort, de muren vochtig zijn, de kat gevoerd moet zijn en kroost niet huilen kan, staat zij rechtop. Het helpt, het kan. Maar als een klepel hangend. Stukje draad. Dun eindje melkwit garen. Flauw touwtje dat begeeft. Vorige Volgende