P.F. Thomése
Omcirkeld hoofd op een groepsfoto van vroeger
Hij kon niet begrijpen dat hij ondanks de heftigheid van zijn gevoelens en de verhevenheid van zijn gedachten toch aan onbenulligheid en nietigheid ten prooi dreigde te vallen. Uit hoofde van zijn uitzonderlijkheid was hij er altijd van uit gegaan dat bepaalde zaken vanzelf zouden spreken. Het leven had hem altijd iets geleken wat gebeurde, wat zich, als je eraan begon, op wonderbaarlijke wijze aan je voltrok. De grote meerderheid werd weliswaar afgescheept met een reeks loze incidenten (waar op straat en in winkels veel over werd geklaagd, net als over het weer trouwens), maar dit schamel lot van de grote meerderheid leek hem alleszins terecht, aangezien het geheel in overeenstemming was met de waardeloosheid van hun verwachtingen. Nee, het wonderbaarlijke was voorbehouden aan de uitzonderlijken, die er krachtens hun grandioze verlangen en hun verlangen naar het grandioze zijns inziens met recht aanspraak op konden maken.
Het hinderde hem daarom dat de beloofde inlossing nog steeds uitbleef, zodat hij, aangezien zijn verwachtingen hem geen kredietwaardigheid verschaften, gedwongen was zich bezig te gaan houden met allerlei praktische kwesties. Vooral de uitzichtloosheid van het praktische, dat gekenmerkt wordt door een kringloop van dagelijksheden, schrok hem af en vervulde hem met walging.