Louis Ferron
Zelfportret vanuit een betrekkelijk willekeurige invalshoek
De angst dat al datgene voorbij is wat mij had moeten maken tot wie ik had willen zijn. Die angst beheersen, die angst in vorm slaan. Die angst dwingen tot onderdanigheid. Die angst die altijd en overal is. Die angst die haar tentakels door de kieren van de gordijnen steekt, die om iedere straathoek gluurt als je 's avonds naar huis gaat. Die angst die je te vroeg in de morgen doet ontwaken, zodat de in angst doorgebrachte dag nog langer duurt dan hij toch al geduurd zou hebben. De angst die je bekruipt als je je eerste drankje drinkt. De angst die zich breed maakt bij je tiende borrel. De angst die uit je poriën zweet, de angst die aan je darmen knaagt. De angst die op ieders nek zit, haar handen voor de ogen van het slachtoffer geslagen, loerend naar jóu. De angst die er al was voor je haar leerde kennen. De angst die er altijd geweest is. De angst die er altijd zal blijven. Haar tot een vriendin maken, tot een betrouwbare bondgenote, de raadgeefster in al je handelingen. Met behulp van de angst de angst overleven. De angst die altijd bij je zal blijven, tot aan je laatste ademtocht. En dan nog bij je zal blijven. Die uit de kieren en reten van je rottend kadaver zal kruipen. Die zo groot zal worden dat je zult smeken om weer tot het leven te mogen terugkeren.
Inmiddels ga ik monter voorwaarts en fluit een opgewekt melodietje dat me zomaar te binnen is geschoten. De angst die me uiteindelijk gemaakt heeft tot wie ik ben.