Eva Gerlach
Woorden
Deze gooit eentje op (een blauwe gewone)
blijft op 10 cm van het potje de ander laat liggen
(olietje) waagt de blauwe
erin! dan het olietje maar het wil niet,
‘Via?’ daar ketsen ze tegen elkaar.
Zij lopen heen en weer, bukken,
soms is de ene vooraan dan weer de ander,
liegend, slijmend, ‘die heb je’,
scheel spel met ogen halfdicht,
elk schot het laatste. ‘Aanraaks,
doorrols.’ Kans verschuift naar het potje
glitter waar je stampt, ‘Afleids met boe’.
wagen de knikker met gekromde vinger naar het potje schieten.
scheel spel slecht, onbegaafd spel.
aanraaks doorrols als de knikker in zijn loop wordt gestuit door een niet te voorzien obstakel, bv. een passerende voet, mag hij opnieuw worden gewaagd vanaf het punt waarop hij is blijven liggen.
afleids (met boe) de tegenpartij mag op het potje stampen en/of boe roepen om de speler te hinderen.
(Terminologie: Abcoude en omg., 1993)