Federigo Tozzi
Ter inleiding
Federigo Tozzi wordt in 1883 in Siena geboren. Zijn vader, een moeilijk man, is daar waard van een herberg; buiten de stad bezit hij twee boerderijen. Federigo's moeder is ziekelijk, en ook de gezondheid van haar zoon laat te wensen over. Federigo ontwikkelt zich tot een eenzelvige jongen. Op school is hij een ongeïnteresseerde leerling die geen gezag verdraagt; meer dan eens wordt hij geschorst of verwijderd. De verhouding met zijn vader is heel diens leven, zacht gezegd, problematisch. Zijn moeder, bij wie hij zich geborgen voelt, sterft plotseling in 1895, als haar zoon twaalf is. Evenmin als op school wil het met Federigo wat zijn werk betreft goed vlotten. Na verschillende instellingen van onderwijs te hebben bezocht in Siena en Florence en thuis in de herberg te hebben geholpen, trekt de jongeman in 1907 naar Rome om zijn geluk in de journalistiek te beproeven. Zonder succes. Hij gaat in Siena op kamers wonen; vervolgens vindt hij werk als spoorwegbeambte in Pontedera, en in Florence. Dat werk evenwel duurt maar kort: als zijn vader in 1908 sterft, keert Federigo terug naar Siena, - om vervolgens prompt, bij het afwikkelen van de erfenis, in allerlei financiële problemen verzeild te raken. En dat zullen niet de laatste zijn van zijn leven. Hij verkoopt de herberg, trouwt met de vrouw die de zijne zal blijven (al eerder heeft hij andere amoureuze relaties gehad, zoals hij er ook later nog zal hebben), en vestigt zich op een van de twee boerderijen van zijn vader, die van Castagneto, waar hij vroeger ook meermalen de vakanties heeft doorgebracht. Daar wordt in 1909 zijn zoon Glauco geboren en wijdt hij zich aan de literatuur; als schrijver is hij geheel en al autodidact. In 1914 - de zaken gaan slecht - verhuurt hij de boerderij (de andere, die van Pecorile, verkoopt hij), om, vergezeld nu van vrouw en kind, ten tweeden male naar Rome te trekken
ten einde zijn schrijversgeluk te beproeven. Lang blijft de poging nog zonder succes van betekenis, maar tegen het einde van zijn leven komt er een duidelijke wending ten goede, zo ongeveer vanaf de publikatie van zijn Bestie (Beesten) in 1917. In 1920 sterft de schrijver, in Rome, 37 jaar oud.
Het literaire werk van Tozzi is, alles bijeengenomen, zeer veelsoortig; het omvat romans, verhalen, proza-fragmenten, gedichten, studies, tijdschriftpublikaties, toneelwerk. Ook is Tozzi mede-oprichter van een tijdschrift. Veel van zijn werk zal, minstens voor wat de publikatie in boekvorm betreft, postuum verschijnen. De roman Con gli occhi chiusi (Met gesloten ogen) komt uit in 1919, Tre croci (Drie kruisen) in 1920, Il podere (De boerderij) in 1921, Gli egoisti (De egoïsten) in 1923, Ricordi di un impiegato (Herinneringen van een beambte) in 1927. Later zal Glauco Tozzi, de zoon, een belangrijk editor worden van de literaire nalatenschap van zijn vader, die door de kritiek op zeer uiteenlopende wijze is gewaardeerd.
Bestie van 1917 bestaat uit een verzameling prozastukken waaraan Tozzi tussen 1912 en 1915, dus zowel op de boerderij bij Siena als in Rome, heeft gewerkt. In ieder van de vaak uiterst persoonlijke en zeer lyrische teksten figureren een of meer dieren, die meestentijds niet het hoofdonderwerp van het vertelde uitmaken, maar daarbij op zeer verschillende, hoewel meermalen wat stereotiepe wijze, worden betrokken. De stukken hebben een sterk autobiografische inslag. Zoals vaker in Tozzi's werk vinden we ook hier plaatsen, omstandigheden, gebeurtenis