De Revisor. Jaargang 20(1993)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Peter Ghyssaert De zonnebloemen In augustus kraken vleesvliegen en kevers, staan de zonnebloemen rij aan rij; kaarsrechte maarschalken, hun donkere en kwade harten naar de einder als één militaire slagorde. Zij wachten op de schemer die het dode waaien meeneemt in de nacht en stilte maakt; zij wachten tot de zon verdwijnt om zelf de zon te kunnen zijn. Het veld in duisternis wordt groter en de oude zalving van de hoeves en de schuren kleiner, almaar kleiner, opgelost. De holle stilte van augustusnachten is hun exercitieruimte en het heimelijke, martelende ruisen van hun hete franjes, van hun superieure goudkokardes neemt een aanvang. Aandacht voor de bloemen die de zon bestalen en beschimpten tot zij bloeden moest en als een nar verdwijnen, als een schip dat blinkt van lekken; aandacht, stilte bij de oude wisseling van zomerkracht. [pagina 69] [p. 69] Hoogzomer Kreupelhout met gouden bellen is de zomer; stervend vlees dat onder varens hurkt en dat wil paren. Hovenier die van de lente afval erft; verkreupeld waaien langs de groenglanzende liedertafels van de vliegen en de giftige kazuifels van de zwammen. Oude, razende gebeden om elkanders bloed te mogen drinken om te mogen graven in het gave lichaam dat zich ergens in het midden van de zomer moet bevinden. Panelen Bomen erven van hun grond de spieren, roerloos blinkend onder oude hemel en een fluistering van zwammen, schimmels. Al hun wortels zijn een zware pijn en al hun twijgen deftig schreeuwen en daartussen staan zij als verziekte grenswachters, voor eeuwig scheelziend op een dubbel uitzicht, half begraven maar halsreikend. Verwrongen zijn de bomen en sereen -geoefende gestoorden, in het trillend vasthouden van al hun takken tot een pose zeer begaafd maar krakend van die waanzin: spreeuwen, oostenwind, de kwade klop van daglicht; ondergronds het uitgebreide bij een zwarte lamp aandachtig harken en haperen van al de doden. Vorige Volgende