| |
| |
| |
Antonio Machado
II
'k Heb vele wegen belopen
'k heb honderd zeeën bevaren,
meerde aan honderd oevers aan.
van verdriet voorbij zien gaan,
van droevigen en hoogmoedigen,
dronken van donkere schaduw,
en in de coulissen: wijsneuzen
die kijken, zwijgen en denken
dat ze 't weten daar ze 't brouwsel
van het wijnlokaal niet drinken.
Slechte lieden die maar voortgaan
om de aarde te verminken...
gezien die dansen of spelen
als het kan, en als het moet
noest hun lapje grond bewerken.
Nimmer vragen zij bij aankomst
waar zij aangekomen zijn,
onderweg gaan zij als ruiters
van hun muildier door de vlakte.
Zelfs als er een dorpsfestijn is
zullen zij zich nimmer haasten,
drinken wijn daar waar er wijn is,
waar geen wijn is, helder water.
Goede lieden zijn 't, die leven,
werken, voorbijgaan en dromen,
zullen rusten onder zoden.
| |
| |
| |
LXXVII
Nu is de middag droevig en askleurig,
vervallen als mijn ziel en als mijn stemming,
en die van vroeger stammende beklemming
huist nu in mijn gemoed, als altijd treurig.
De oorzaak achterhalen kan ik niet
van die beklemming die voortdurend kwelt,
maar 'k heb geheugen en 't geheugen ziet
dat jij mij al als kind hebt vergezeld.
En 't is niet waar, ik ken je wel, verdriet,
je bent de heimwee naar de goede tijd,
de eenzaamheid van het zwaarmoedig hart,
van 't schip dat sterren volgt noch schipbreuk
Gelijk een zwerfhond dolend over wegen
waar er geen weg is, zonder
reukzin of spoor, gelijk een eenzaam kind
dat op een feest verwonderd
verdwaalt tussen de mensen en de vlammen
van kaarsen en de lucht vol stof, en 't hart
van klanken en van smart,
zo ga ik voort, melancholiek en dronken,
als dichter, lunatieke gitarist
die steeds naar God op zoek is in de mist.
| |
| |
| |
CXV
Voor een verdorde olm
De oude olm, door bliksemschicht gespleten
en voor de helft door schimmel aangevreten,
heeft met de zon van mei die volgt op regen
enkele groene bladeren gekregen.
Die olm, al honderd jaren op de heuvel
waarlangs de Duero stroomt. Vergeelde vlekken
van mos belagen nu de witte bast,
met stof bedekt, door rotting aangetast.
Op hem zal niet, zoals op populieren
die zingend lanen langs de oever sieren,
de zilverbruine nachtegaal meer landen.
In lange sporen trekt een leger mieren
over zijn stam, en in zijn ingewanden
wachten de webben die de spinnen spanden.
Vóór de houthakker jou vellen kan,
olm van de Duero, vóór de timmerman
jou tot de helft kan maken van een klok,
tot wielas van een kar of ossejuk,
voordat je morgen in de haard kunt vonken
van één of and're miezerige woning
waarlangs een weg zich kronkelt,
vóór je ontworteld wordt door woeste stroming
en vóór de bergwind je in stukken hakt,
vóór de rivier door dalen en ravijnen
je in zee kan doen verdwijnen,
wil ik de gratie van jouw groene tak
in mijn papiermap hebben opgeschreven.
Op nog een lentewonder dat zich richt
naar 't leven en het licht
volhardt mijn hart de hoop niet op te geven.
| |
| |
| |
CXXXVI
Spreekwoorden en liederen
selectie
XXVIII
Elk mens moet altijd twee
gevechten blijven voeren:
met God vecht hij in dromen
XXIX
Reiziger, je eigen sporen
zijn je weg en niets dan dat.
Reiziger, er is geen weg,
er ontstaat een weg al lopend.
Al lopend ontstaat je weg,
en bij 't wenden van de blik
is het pad te zien dat niemand
ooit opnieuw betreden zal.
Reiziger, er is geen weg,
slechts een spoor van schuim op zee.
XLIV
Alles vliedt en alles blijft,
maar het vlieden is ons deel,
in 't voorbijgaan paden banend
XXVII
Waar is toch het grote nut
Naar de waarheid keer 'k terug:
ijdelheid der ijdelheden.
XLI
Goed het nut van 't glas te weten,
dat het ons van dorst verlost.
Jammer echter niet te weten
wat het nut is van de dorst.
LIIV
voert de broek steeds het gezag,
heerst de rok per bezemslag.
LIV
Er is 'n Spanjaard die wil leven
en zijn eerste adem slaakt
tussen een Spanje dat sterft
en een Spanje dat ontwaakt.
Kleine Spanjaard die ter wereld
komt, mag God je zijde kiezen,
immers, één van de twee Spanjes
zal je hartslag doen bevriezen.
| |
| |
| |
CXXXIII
Klaagzang voor de deugden en copla's bij de dood van don Guido
Tot slot was het door longontsteking
dat Guido aan zijn einde kwam.
Nu luiden zonder onderbreking
de klokken van de kerk: bim-bam.
Zo stierf een heer, ooit 'n opgeschoten
een stierenvechter. In gebed
heeft hij zijn leven afgesloten.
Er wordt van deze Seviliaan
beweerd dat hij een harem had,
een ruiter was van grote faam,
en koud dronk uit het sherryvat.
Toen 't neerwaarts met zijn rijkdom ging
dacht Guido nog maar aan één ding:
eraan te denken uit te kijken
naar een goed nest om neer te strijken.
als echte Spaanse man van eer:
na eerst de hand gevraagd
te hebben van een rijke maagd
begon hij met een schoon blazoen,
tradities en gebruiken van
zijn voorgeslacht, deed de schandaaltjes,
zijn scharreltjes en dwaze staaltjes
Die grote heiden, ingetreden
in een heilige broederschap,
droeg bij de Omgang kaars en kap
die bliksemschicht verkleed
De klokken melden ons vandaag
dat Guido vormelijk en traag
naar de begraafplaats gaat weldra.
Die goede Guido, nu absent
om nimmer hier terug te komen,
men vraagt misschien: wat liet je na?
Ik vraag: wat heb je meegenomen
naar gindse wereld waar je bent?
Jouw liefde voor de populieren,
voor zijden stof met goud bewerkt,
voor het geronnen bloed van stieren
en voor de wierook in de kerk?
Die goede Guido met bagage,
gegroefd in jouw verwelkt gelaat,
en dat is niets, Don Guido, niets.
Oh gele wangen die verdrogen!
Oh wassen leden op zijn ogen!
op 't kussen! Einde van een edel
geslacht, nu enkel om te rouwen!
Zijn sluike baard in strengen tot
zijn pij van grove kamelot,
zijn handen tot een kruis gevouwen;
Zo plechtig als hij ons verlaat,
de Seviliaanse aristocraat!
Vertaald door Erik Coenen
|
|