Sybren Polet
Notities voor hand o.a.
1
Kip & ei
Wat was er eerder: de kip of het ei? De kip natuurlijk. (Een ei kan iedereen leggen.) Er moet eerst een volledig aan het idee kip beantwoordende kip zijn, dan pas kan zo'n ‘komplete’ kip een kippeëi leggen. (Anders legt ie een ander ei, als u en ik.)
Was het idee kip er voor er een kip was? Nee. Maar toen de kip er eenmaal was was er (voor ons) het begrip kip dat aan de kip voorafgaat, met dien verstande dat de mogelijkheid van kip (tendens tot kip) altijd al bestond :: anders was deze er ook nu niet en was er geen kip. De realiteit is het bewijs van zichzelf en van zijn eigen mogelijkheden, potenties, tendenzen, ‘geneigdheden’. (Termen uit de subatomaire fysika.)
De geneigdheden de tendenzen de potenties de mogelijkheden riepen de realiteiten op, maar die mogelijkheden, tendenzen tot realiteit bleken er pas achteraf te zijn nadat ze realiteit geworden waren. De niet-gerealiseerde potentialiteiten blijven eeuwig onbekend, zijn eeuwig niet.
Wat was dan het aanvankelijke gegeven?
De gegeven mogelijkheid, de potentie die er altijd was, al was het alleen maar in de vorm van een ‘niets’ dat in een permanente spanningsrelatie tot zichzelf stond.
Als een mogelijkheid van het ‘niets’?
Achteraf is er nooit niets geweest. Er was altijd iets toen het er was, anders is het er nu niet. De mogelijkheid heeft zijn mogelijkheid gerealiseerd ofwel zijn mogelijkheid als mogelijkheid.
Dus geen spontane generatie uit het niets, noch een leegte die zich verzette tegen zichzelf?
Dit laatste misschien, maar dit verzetten tegen zichzelf was er dus als polariteit en komplementariteit van zichzelf.
Waarom was het er?
Waarom niet?
Waarom was het er?
Omdat het er was. En omdat het er was werd het en bleef het (zo iets als het behoud van spanningsenergie), mogelijk alleen als virtuele werkelijkheid, neiging tot, enzovoort. Om dezelfde reden zal het zich nooit kunnen vernietigen. Het kan alleen realiteiten vernietigen.
Dit primaire iets als primordiale vorm van bijna niets kende ruimte en tijd?
Waarschijnlijk alleen ruimte, geen tijd. Tijd ontstond later, nadat één uit een beperkt aantal mogelijkheden/neigingen zich had gerealiseerd. (Daarna werden de mogelijkheden al komplexer; idem de patronen.)
Misschien bestond er ook geen ruimte en ontstonden ruimte én tijd (tijdruimte) pas nadat het iets deze had ontwikkeld als eigenschap van de materie en de dingen. (De initiële ‘kracht’ als potentiële schijngedaante?)
En daarna?
Daarna ontstonden de begrippen en met de begrippen de metaforen die eraan ten grondslag lagen nadat ze waren ontstaan en denkbaar waren.
Het iets (of bijna-niets) heeft dus zichzelf gedacht?
Gedacht en teruggedacht. Toen het er eenmaal was was het er altijd en voor altijd, als een metafoor van zichzelf.
Als literatuur?
Als literatuur.
Wat was er eerder, de fysika of de metafoor?