De Revisor. Jaargang 20(1993)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] [1993/3] Gerrit Kouwenaar vier gedichten Hoe besterft men de tijd, erft men het steenrijk gedicht, de nachtegaal slaat met stalen nagels de taal dicht steeds weer waait stof in de klok, sneeuw houdt de moederkoek warm, legvers ontpelt zich het ei op de gloeiende lei als de liefde nog eenmaal bestierf, in ander mans vlees zich verteerd had, hoe zou het bloeden als inkt niet zo wit was - Er schrikt een ogenblik tegen de hor, nee dit is vertaald, het is een slaap, het is de nachtvlinder het daglicht leeg lopend in het steenslag er ligt gefluister over de mond, blind zicht over het oog waar men in zit, dat het licht ontkent wat de taal verduistert, nee het is de kelder de doofheid de witte krekel nee het is de radio die luistert, nee het is geschreven, het is wat niemand - [pagina 3] [p. 3] Besta het huis, hierin kan niets gebeuren men heeft de drempels gesleten, de deuren geolied de scheuren met kranten gedicht omdat het licht niet geloven wil raken de ogen steeds meer verzoend met het inwonend donker stommelen klokken achterstevoren morgen schrijven de wanden overal wonden muur kanker vochtvlekken, nu al is men jaren bezig de mokerhamers in te vetten - Zoals het boek zich sluit, de hond had er nog aan gelikt, de hand geaaid, ernaast waren vruchten gepeld, kinderen verluierd het boek hoorde de stem doven, de mond viel droog van graagte, al dat brosse praat ziek beschuit tot stikkens verkruimeld zoals het boek, alsof het zich als huid nog rond zijn laatste wil wist te beschimmelen terwijl de ziener zijn hermetische tranen met tuiten tot sterren ophemelt - Uit kijk, het heeft gewaaid (Uitg. Herik, Landgraaf, 1993) Vorige Volgende