- Dat zou ook voor Praag kunnen gelden, zei ik.
- ...nee, ik vind van niet, wierp hij tegen.
- Waarom niet? Voor Duitsers is Praag immers het hart van Europa?
- Ik begrijp het, maar ik moet u teleurstellen, ik ben Brit.
Mijn aanvankelijke vermoeden dat hij vertegenwoordiger zou zijn, leek me onjuist. Op het plein stond een groep mensen met de rug naar de fontein gekeerd. Voor de groep stond iemand die door gebaren aangaf hoe de mensen zich moesten opstellen.
- Ik hou niet van Fransen, zei hij, maar hun cultuur bevalt me.
- Maar ze begrijpen hun eigen cultuur niet, hun helden zijn van elders.
- Fantasie is de koning van Frankrijk.
Dit was het begin van een gesprek waarin ik voor het eerst sinds vier dagen niet formeel hoefde te blijven. Het was spontaan, er was geen doel en hij wist niet wie ik was. Het gesprek ging over literatuur, intuïtie en over het formuleren van problemen. Na enige tijd vroeg hij:
- Bent u er zelf mee bezig?
- Nee.
- Ik bedoel, bent u er uit hoofde van uw beroep mee bezig?
- Zijdelings, want het is niet het vakgebied waarin ik gewerkt heb, ik heb Latijnse taal- en letterkunde gedoceerd.
- Aan welke universiteit?
Ik noemde de naam; daarop verontschuldigde hij zich want hij had er nog nooit van gehoord. Misschien was het goed geweest om meer over mijzelf te vertellen, maar het kwam er niet van. Nauwelijks was hij uitgesproken of er begon een fanfare-achtige muziek te klinken. Hoewel er behalve ons niemand aanwezig was, vond de eigenaar het nodig de ambiance te veranderen.
- Het is acht uur, het spijt me, ik moet weg. Ik had al eerder weg moeten gaan, maar... u bent geïnteresseerd in filosofie. Ik doe u een voorstel, morgenmiddag komt er iemand een lezing over houden. Ik nodig u uit om mee te gaan.
Ik aarzelde, omdat ik me niet herinnerde wat er voor morgenmiddag gepland was. Vanwege mijn aarzeling zei hij:
- Ik haal u van uw logeeradres.
Dat leek me geen goed idee, mijn echtgenoot hoefde van dit uitstapje niets te weten.
- Goed, zei ik, maar laten we hier afspreken.
- In orde, het is niet ver hier vandaan.
Daarop draaide hij zich om, stak het boek in een tas en nam zijn overjas. Hij gaf mij een hand en zei:
- Mijn naam is Max en ik ontmoet u morgenmiddag om vier uur.
Voordat ik had kunnen antwoorden, had hij mijn hand weer losgelaten, ging naar de uitgang en opende de deur. Daar bleef hij even staan en maakte een kort gebaar naar iemand achter de bar. Hij wachtte niet op een reactie, maar verdween.
Hij zat in dezelfde stoel toen ik het café binnenging. Er waren enkele bezoekers, maar het was er stil. Hij zat niet te lezen, kwam op me toelopen en zei dat we direct konden gaan. We staken het plein over en kwamen langs de fontein met de ganzenhoedster die ik de vorige dag had gezien.
- Studenten die hun doctoraalexamen hebben gehaald, hebben de gewoonte ervan te drinken.
Via enkele zijstraatjes stapten we in een gereedstaande tram. Hij vertelde over het onderzoek waar hij mee bezig was.
- Waar bent u naar op zoek?
- Dat weet ik niet, in de natuur weet je niet waarnaar je op zoek bent, ik verzamel data.
Daarna vertelde ik over de vertaling die ik had gemaakt van Quintilianus.
- Interessant.
- Kent u hem?
- Nee.
De tram stond stil bij een halte, maar niemand stapte in of uit. Uiteindelijk kwamen we terecht bij een gebouw in grijze steen met een brede trap die naar de entree leidde. In een portiek zat de conciërge naar twee monitoren te kijken. Max besteedde er geen aandacht aan en ging linksaf.
In de lange gang waren aan beide kanten ramen aangebracht zodat de lokalen te zien waren. Er stonden grote boorinstallaties, er hingen takels, kettingen en er stonden talloze elektronische apparaten. Op de vloeren lagen slijpsel en metaalspaanders, aan één van de wanden hing een rij vierkante maskers.