De Revisor. Jaargang 20(1993)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] B. Zwaal zij is een vaasje vers winde mijn kind breekt - maar ik tast niet aan de werkelijke wereld ik verstrak, breek takken, vul tuinen, en vermeerder de smarten zonder tal van wijsheid belogen keer ik somberheid uit verstikt van onbekeerdheid weinig uitzicht de tafel, het kleed, de bloem, van de stam latyrus, de gelukzalige de heldere sterre onvattelijk mu - zeerot ijlende zeil ver over baaiwijd in de gaap der zeewijde benen zeerot zeil weer uit - wijdte van het vochtig oog streel mij in ruwe weelde in verte mag uw tijd wel groeien de bloei is hier mijd dan ook de bloeze die zich vult met vertrek verzocht haar schor weg te gaan - [pagina 9] [p. 9] vatte ik haar hand verloor het pad wind waait zo strak ik hoor niet meer vatte ik eens, toen haar hand is dood dan nu wat later onherroepelijk is - te zeer stond zij open om terug te krimpen voor een vrees die zij niet voelde zij beduidde mij te gaan liggen en ik was werkelijk aangenaam zo schoof haar de tijd zij barstte beroerde wanschoot één gram tijd op haar borsten - deuk in mij de passie nachtelijk gierende rem tem ik mijn haren trillen zij buiten de driehoek het speeksel kleurt gevaren gekrompen élégance is mij fijn de boothals slaglijn de nagels van mijn rivale slaan huls om hals hermeties toe vrij de bloedgeul ontbloot mijn schaamte - de herfst valt over de wijn zeg niet helaas, droes wonder voeg ik mijn hoofd in mettennetten de groef in van haar zin zij schokt mij in uit lippen van haar wetten ik drink de wijn en drink het loog verstond haar zog en zoog Vorige Volgende