De Revisor. Jaargang 20(1993)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Christine D'haen Lectuur Nog eens de gulden toom, de toom van goud, de toom - hoe prangt een toom, naar welke wet, welk ros? en dan van goud! de dageraadshengsten stijgend van de zoom der aarde; wie zag het, toen paard nog was en span duizenden jaren her, de gouden staf en boog, op gouden troon, met gouden vleugel, gesp en kam, de gouden beker, urn met doodsas uit de vlam (goudader, erts van goud), zie ik ze ginds omhoog, de gulden tóómen van Hoofts Vorst des Lichts, nog maar luttele jaren her (het toompje, waar? hem, haar) - lees ik wanneer de dag ondraaglijk overvaart. Hoe mooi de tijd waarin 't voorbij is; gulden toom de prang op lip van dit onzichtbaar lichtend paard: lees voor 't eerst bij dovend licht, verboden droom. Vorige Volgende