De Revisor. Jaargang 19(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Antoine A.R. de Kom Aanzet tot een tropische poëtica I De armoe van dit ondermaanse in de felle zon is leven doods gedacht, als Zuidamerikaans beton dat smelten zal, vergaan met oerwoud in verval. Ik denk aan woorden vreemd en toch vertrouwd, dan weer vervreemd als zwarten zwervend: hun diaspora. Ik denk: hun nazaat is veranderlijk, toch nooit meer echt verlost uit slaven-ban; bezet Liberia kan zelfs verbaal geen toevluchtshaven vormen. De weelde van dit ondermaanse in de felle zon is doods, tot leven weer veracht bij wijze van 't woord. II De overrijpe ondergang van woord na woord vormt nieuwe taal. Door demerararamen zie ik een tapijtslang op 't kongogras. Waar kronkel was blijkt in haar lijf nu plaats voor een powies. Niets blijkt in eigen vorm bestaan, is eigenlijk al vóór zijn bloei vergaan. De klamme klank van het miskend patois omgeeft ook marmeldoos en kerkpalm evenzeer als de verlepte Braziliaanse roos, ondanks de aangenaam abstracte wisseling van dag en nacht. Van zon en maan. Hun nabeeld weerlicht, kraakt, en toont verstijfd de dode kolibrie - als regen druipt, gedenk ik de mislukking die in poëzie begint. Vorige Volgende