De Revisor. Jaargang 19(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Kees 't Hart De ijzerwarenwinkel Auke Rauwerda er ligt een dode vogel op de straat zijn ogen wijdgesperd als glas ik kijk er naar en ga de winkel in mijn netvlies dooft het licht ik ben te klein denk ik om alles te bevatten ik kijk er naar als naar een ernstig schilderij lichaam is ziel van de mens ogen zijn daarmee verbonden zoals een huis aan grond en sterren ik groet de winkel met mijn stem daar staan de lampen voor het licht de vogel is gevlogen en hangt zijn vleugels uit op dozen wat kan het zijn meneer zegt iemand met een eerste stem ik sta versteend en roep de stilte in mijn oren af ik moet heel snel zijn anders ben ik dood ik sta van zintuigen beroofd gaat u maar mee de magazijnen in de winkel is een schip op volle zee behangsellijm op vuur droogrek en shingle hoge wilgen lage wilgen gatenzaag [pagina 53] [p. 53] hier heb ik wat u zocht meneer zegt iemand aan mijn oor nog even deze drempel door dan wat omlaag hier stapelt Rauwerda herinneringen neer loop met me mee beklim de trap niet waar ik ben reik ik omhoog nog weet ik niet waarnaar ik zoek daar vloerpot kapstokhaak en boor met boven puntdraad binnenfles en schraag en regenton dikwit uitlaatklem op steengaas losse ster schoenborstel veer mensen kijken langs de wanden weg bij trapgat bezemsteel en bokkepoot mijn stem komt toe aan ieder eerste ding o liefste sterf niet bezing bezing de theatrale dozen ik ben van steen ik zie mijn ogen in een watertang en op een blikken vlies daar achteraan staat mijn mond alsof hij stemloos was zintuigen zijn ziel van de taal en ziel staat in mijn huid gegrift ik zoek wat hier te vinden is Rauwerda ademt in het stof van jaren ik neem de dingen van hem aan we lopen samen terug naar voren straks vliegt buiten de vogel weer ik ben geen filosoof ik sterf van vergetelheid nagels langs de muur de smalle buizen galmen in de vloer geef deze winkel alle dingen terug nog even langs de sleetjes tochtstrip brandblusapparaat mijn oren suizen ik tast op mijn gevoel de woorden af zet neer wat op de toonbank hoort te staan ik geef Rauwerda alles van hem aan en loop te zingen sterf niet bezing bezing de sterren en de eendekorf tot ziens snel kom ik terug daar is de lucht de bruine bomen van het water ruisen dicht de vogel het is geen ochtend meer in dit gedicht Vorige Volgende