Paul Beers
Dolf ontspoort (weer)
Het was lang geleden dat ik Het Parool onder ogen had gehad. Maar onlangs gebeurde het dan toch weer, en zie daar, in de rubriek'Op de klapstoel' (8-8-'92) een opvallende foto van de krasse Dolf Verspoor (75 jaar) op de fiets, rijdend met één hand en in de andere een picknicktafeltje. Het bleek een soort interview waarin hem een aantal trefwoorden werden aangereikt, waarop hij dan naar believen mocht antwoorden. Dat begon zo:
- Gerrit Achterberg.
‘Een groot dichter, was een heel goede vriend van mij.’ Enz.
- Jean Pierre Rawie.
‘...Jean Pierre is een interessanter en beter dichter dan Bloem. Nee, dat meen ik. Hij stuurt mij al zijn gedichten direct toe en iedere keer weer denk ik: hoe bestaat het!’
- Ben Webster.
‘Ja, een ongelooflijk grote vriend. Ik zie hem daar (wijst naar een stoel in de kamer) nog zitten met mijn dochtertje op schoot.’ Enz.
- Gerrit Komrij.
‘Gerrit Komrij heeft één groot voordeel: iedereen die met hem in contact komt voelt zich een beter mens.’
En dat ging zo door, tot ik even verder op een stel stokpaarden stuitte die ik me herinnerde een aantal jaren geleden al te zijn tegengekomen. Toen namelijk publiceerde de Volkskrant een soortgelijk gesprek met hem (1-11-'85) dat ik bewaard heb omdat hij zich o.a. zeer kleinzielig uitliet over Thomas Graftdijks vertaling van Doktor Faustus.
Ik zet nu eerst enkele van die stokpaarden naast elkaar:
In Het Parool 1992: ‘Maar wat je wel steeds meer ziet, is dat er erg slecht wordt vertaald in de mulo-talen, en daar bedoel ik mee Frans/Duits/Engels.’ In de Volkskrant 1985: ‘Vertalingen uit de drie mulo-talen, zoals ik die vroeger kon noemen, zijn vaak niet om aan te zien.’
Het Parool 1992: ‘Dieptepunt in het vertalen in Nederland zijn de meeste delen in de serie Privé-Domein van de Arbeiderspers.’ De Volkskrant 1985: ‘We hebben die rel gehad met Martin Ros die, omdat hij zelf zo slecht zijn talen kent, had gedecreteerd dat Pé Hawinkels een groot vertaler was. Die kende redelijk Engels maar helemaal geen Duits en hij heeft dus De Toverberg verwoest. Deze zelfde heren Ros en Sontrop [nl. van de Arbeiderspers], die al zo veel kwaad hebben gesticht op het punt van vertalingen, hebben die hele diepzinnige en zeer mislukte Doktor Faustus van Thomas Mann ter vertaling gegeven aan Thomas Graftdijk en daar is natuurlijk helemaal niets van overgebleven.’
Vooral om dat vileine ‘natuurlijk’, bij nota bene een vertaalprestatie van de eerste orde, heb ik indertijd ook al in de Volkskrant gereageerd. Verspoor is beklagenswaardig (er volgen nog andere voorbeelden) en boosaardig. Bleef het bij het eerste, men zou er het zwijgen toe moeten doen; nu het tweede overheerst, gaan we nog even door. Stokpaard drie, NRC Handelsblad:
Het Parool 1992: ‘Ja, dat zult u misschien vreemd vinden, maar ik wil de NRC niet in huis hebben. Ik heb K.L. Poll altijd een mediocre en funeste man gevonden. Hij zag het verschil tussen kritiek en rancune niet. Niet dat hijzelf rancuneus was, maar hij liet veel mensen onder het mom van een kritiek een privéruzie uitvechten. Daar moet ik niets van hebben.’ We lezen het goed: daar moet hij niets van hebben! Terwijl we in de Volkskrant van 1985 al kunnen lezen, na een leuke woordspeling die ik u ook niet wil onthouden: ‘Want je hebt in Nederland duidelijk een kloof. Kloven gapen altijd en ik gaap daarbij ook, enorm. Tegen iemand die onlangs zei dat hij een stuk ging schrijven in de NRC zei ik: dan ga je je bewegen in het hol van de geeuw.’
Jammer dat deze ‘vooraanstaande vertaler van klassieke en moderne-klassieke poëzie uit o.a. het Spaans, Italiaans en Portugees’ van de journalistiek de kans krijgt om n.a.v. de vertaalde bundels Lorca (1985) resp. Quevedo (1992) zijn rancuneuze zegjes te doen. Maar hoe staat het er nu mee als hij zelf een hoogst enkele keer de virtuositeit van het poëzie-vertalen verruilt voor de noeste arbeid van het vertalen van een prozatekst. Daar heb ik een voorbeeld van, uit een ‘mulo-taal’ nog wel, het Frans. Het betreft zijn vertaling van Albert Camus, De val. Ik las die vertaling, uit