De Revisor. Jaargang 19
(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Michel de Montaigne
| |
[pagina 45]
| |
ter communie, lazen hetzelfde huwelijks-evangelie, en gingen vervolgens samen slapen en wonen. Geestige Romeinen zeiden dat aangezien die andere verbintenis, tussen man en vrouw, uitsluitend wettig wordt door deze ene omstandigheid, het huwelijk, deze slimme lieden meenden dat ook deze andere handeling even rechtsgeldig zou worden als ze werd gewettigd door de ceremonies en rituelen van de Kerk. Er werden acht of negen Portugezen van die fraaie sekte verbrand.Ga naar voetnoot*** Ik zag de Spaanse ceremonie.Ga naar voetnoot* Er werden salvo's afgevuurd uit de kanonnen van de Engelenburcht, en de ambassadeur werd met trommels en trompetten en pauselijke boogschutters naar het Paleis geleid. Ik ging niet naar binnen om de toespraken en plechtigheden bij te wonen. De ambassadeur van de MoskovietGa naar voetnoot**, die zich aan een versierd raam bevond om die ceremonie te zien, zei dat hij was uitgenodigd om een grote bijeenkomst bij te wonen, maar als men in zijn land spreekt van een parade te paard, gaat het altijd om vijfentwintig- of dertigduizend; hij dreef de spot met al deze bedrijvigheid, hoorde ik van de hem toegewezen tolk zelf. Op Palmzondag trof ik in een kerk tijdens de vespers een kind aan dat naast het altaar, gekleed in een grote, nieuwe mantel van blauwe tafzijde, blootshoofds met een kroon van olijftakken op een stoel zat met in zijn hand een brandende toorts van witte was. Het was een jongen van een jaar of vijftien die een andere jongen had gedood en die dag op last van de paus uit de gevangenis was ontslagen. In de Sint Jan van Lateranen is doorschijnend marmer te zien.Ga naar voetnoot* De volgende dagbezochtde paus de zeven kerken.Ga naar voetnoot* Hij droeg laarzen met het bont van binnen en op beide voeten een kruis van lichter leer. Hij neemt altijd een Spaans paard, een hakkenei en een muilezel mee, en een draagstoel, alle op dezelfde wijze getooid; die dag ontbrak het paard. Zijn stalknecht stond onder aan de trap van de Sint Pieter op hem te wachten met twee of drie paar vergulde sporen in zijn handen; hij weigerde ze en vroeg om zijn draagstoel, waarin twee bijna identieke rode hoeden aan spijkers hingen. Die avond kreeg ik mijn Essais terug, gecensureerd zoals de geleerde monniken het meenden te moeten doen. De Maestro del Sacro Palazzo,Ga naar voetnoot* die onze taal niet kent, kon er alleen over oordelen op grond van het verslag van een of andere Franse frater; en hij was zo tevreden over de excuses die ik maakte naar aanleiding van elk punt van kritiek dat die Fransman hem had gerapporteerd dat hij het aan mijn geweten overliet datgene te corrigeren waarvan ik inzag dat het strijdig was met de goede smaak. Maar ik drong er bij hem op aan de mening van de censor ernstig te nemen, en in bepaalde gevallen - zoals waar ik het woord fortuin heb gebruikt, ketterse dichters heb genoemd, Julianus heb verontschuldigd, en ook waar het de kritiek betrof op het idee dat iemand tijdens het bidden althans op dat moment vrij moest zijn van slechte neigingen; verder, waar ik alles wat verder gaat dan de dood zonder meer als wreedheid beschouw; verder, waar ik zeg dat men een kind moet opvoeden om alles te kunnen, en meer van dat soort zaken - gaf ik toe dat dit mijn mening was en dat ik die dingen erin had gezet zonder te menen dat het dwalingen waren; op andere punten gaf ik niet toe, omdat de censor mijn opvatting niet had begrepen. Genoemde Maestro, die een bekwaam man is, maakte duizend excuses en wilde me laten merken dat hij het niet erg eens was met die herziening, en hij pleitte in mijn aanwezigheid zeer scherpzinnig vóór mij tegen een ander die mij aanviel, eveneens een Italiaan. Ze gaven me de Franse vertaling van het boek met de geschiedenis van Zwitserland niet terug, om de simpele reden dat de vertaler, wiens naam overigens niet vermeld staat, een ket- | |
[pagina 46]
| |
ter is; het is wel verbazingwekkend hoe goed ze op de hoogte zijn van de mensen uit onze contreien; en Sebon kreeg ik ook niet terug, want ze zeiden dat het voorwoord verboden was.Ga naar voetnoot** Diezelfde dag zat in de Sint Jan van Lateranen, in plaats van de gewone biechtvaders die men in de meeste kerken die taak ziet verrichten, monseigneur de kardinaal San Sisto in een hoek, waar hij met een lange stok in zijn hand de voorbijgangers op het hoofd sloeg, ook de dames, maar met glimlachend gelaat en hoffelijker naarmate ze aanzienlijker en mooier waren.Ga naar voetnoot* Op woensdag in de Goede Week bezocht ik vóór het middagmaal de zeven kerken samen met monsieur de Foix,Ga naar voetnoot* en daar deden we ongeveer vijf uur over. Ik zie niet in waarom sommigen er aanstoot aan nemen dat de ondeugd van een bepaalde prelaat vrijelijk aan de kaak wordt gesteld wanneer deze bekend is en openbaar; die dag zag ik namelijk zowel in de Sint Jan van Lateranen als in de Santa Croce de Gerusalemme op een zeer opvallende plaats de geschiedenis van Paus Silvester II geschreven, de meest grievende die men zich kan indenken.Ga naar voetnoot** Men kan de ronde om de stad - die ik een paar maal heb gemaakt aan de landzijde van de Porta del Popolo tot aan de Porta San Paolo - doen in ruim drie uur, of vier als men stapvoets rijdt; wat aan de overkant van de rivier ligt, is in hoogstens anderhalf uur te doen.Ga naar voetnoot* Tot de andere genoegens die Rome me tijdens de vastentijd bood, moeten de preken worden gerekend. Er waren uitmuntende predikanten, zoals die afvallige rabbijn die op zaterdag na het middagmaal voor de joden preekt in de Trinità.Ga naar voetnoot* Er zijn altijd zestig joden aanwezig, omdat ze daartoe gedwongen worden. Hij was een befaamd doctor onder hen; en aan de hand van hun argumenten, hun rabbijnen en de tekst van de Bijbel bestrijdt hij hun geloof. In die wetenschap, en in die van de talen die daarbij dienstig zijn, is hij bewonderenswaardig. Er was nog een predikant, die Padre ToledoGa naar voetnoot** heette en preekte voor de paus en de kardinalen [een uiterst zeldzaam man waar hetgaat om diep inzicht, kennis van zaken en bekwaamheid]; en nog een die zeer welsprekend was en populair, en die met grote bedrevenheid en met een uitmuntend taalgebruik preekte voor de jezuïeten; de twee laatstgenoemden zijn jezuïeten. Het is verbazingwekkend wat een belangrijke rol die orde speelt in de christenheid; ik denk dat er nooit een broederschap of orde is geweest die zo'n vooraanstaande positie heeft ingenomen of zoveel invloed heeft gehad als zij uiteindelijk zullen krijgen indien ze hun plannen ten uitvoer kunnen leggen. Binnenkort bezitten ze de hele christenheid. Het is een kweekplaats van grote mannen op alle gebieden waar men groot kan zijn. Het is van alle instellingen de meest bedreigende voor de ketters van onze tijd.Ga naar voetnoot* | |
[pagina 47]
| |
Een predikant maakte de opmerking dat wij astrolabiumsGa naar voetnoot* maken van onze koetsen. De meest gebruikelijke bezigheid van de Romeinen is door de straten flaneren; gewoonlijk verlaatmen zijn huis alleen maar om van straat tot straat te gaan zonder een doel om te stoppen; en er zijn straten die daartoe in het bijzonder bestemd zijn. Om de waarheid te zeggen, het meeste profijt dat men daarvan trekt, is dat men de dames voor de ramen ziet, in het bijzonder de courtisanes die zich met zoveel bedrieglijk raffinement achter hun zonneblinden vertonen dat ik me vaak heb verbaasd hoezeer ze onze blikken weten te vangen; en dikwijls stond ik, wanneer ik onmiddellijk van mijn paard was gestegen en gedaan had gekregen dat ze voor mij opendeden, versteld hoeveel mooier ze hadden geleken dan ze waren. Ze weten zich van hun beste kant voor te doen; ze laten je alleen de bovenkant van hun gezicht zien, of de onder- of zijkant, ze hebben het hoofd bedekt of onbedekt, zodat je geen enkele lelijke vrouw aan het raam ziet. Elke man neemt zijn hoofddeksel af en maakt diepe buigingen om in het voorbijgaan wat te worden toegelonkt. Wat men overhoudt wanneer men er de nacht heeft doorgebracht voor een écu, of voor vier, is dat men hen de dag daarop in het openbaar het hof maakt. Er zijn ook een paar dames van goeden huize te zien, maar zij zien er anders uit en zijn gemakkelijk te onderscheiden aan hun stijl en hun gedrag. Te paard ziet men alles beter; maar dat is iets voor onbeduidende lieden als ik,Ga naar voetnoot** of voor jongelui die makke, gehuurde paarden berijden: aanzienlijke personen verplaatsen zich alleen per rijtuig, en de lichtzinnigste hebben, om beter omhoog te kunnen kijken, het dak van hun rijtuig half openstaan; dat bedoelde die predikant met die astrolabiums. Op Witte Donderdag vertoont de paus zich in pontificaal gewaad samen met de kardinalen op de eerste zuilengang van de Sint Pieter, op de tweede verdieping, met een toorts in zijn hand. Daar leest, aan één kant, een kanunnik van de Sint Pieter luide een Latijnse bul voor waarin een oneindig aantal categorieën mensen wordt geëxcommuniceerd, onder anderen de hugenoten, die met die naam worden aangeduid, en alle vorsten die zich een of ander deel van het kerkelijke grondbezit hebben toegeëigend; om dat artikel moesten de kardinalen de’ Medici en Caraffa, die naast de paus stonden, heel hard lachen.Ga naar voetnoot* Die voorlezing duurt ruim anderhalf uur; want na elk door die kanunnik in het Latijn voorgelezen artikel las aan de andere kant kardinaal Gonzaga, ook blootshoofds, hetzelfde in het Italiaans. Daarna wierp de paus zijn brandende toorts omlaag naar het volk en gooide kardinaal Gonzaga, misschien voor de grap of zo, er ook nog een; er brandden er namelijk drie. Wanneer die tussen het volk gevallen is, ontstaat daar beneden een groot tumult om wie een stukje van die toorts te pakken krijgt, en dat is een heel ruw gevecht met vuist- en stokslagen. Terwijl de banvloek wordt voorgelezen, hangt er ook een groot stuk zwarte tafzijde over de balustrade van die zuilengang, voor de paus. Na de excommunicatie haalt men de zwarte lap weg en komt er een andere, van een andere kleur te voorschijn; dan geeft de paus zijn openbare zegen. Die dagen wordt de Veronica getoond,Ga naar voetnoot* onduidelijk en donker van kleur, in een lijst als een grote spiegel; deze wordt met groot ceremonieel getoond vanaf een vijf of zes passen brede verhoging. De priester die de zweetdoek vasthoudt, draagt rode handschoenen en wordt geholpen door twee of drie andere priesters. Niets wordt met zoveel eerbied aanschouwd, de mensen werpen zich kreten van medelijden slakend ter aarde, de meesten met tranen in hun ogen. Een vrouw die naar men zei spiritata was,Ga naar voetnoot** ging als een razende tekeer toen ze dat gelaat zag, ze schreeuwde en strekte haar verwrongen armen uit. De priesters, die heen en weer lopen op die verhoging, vertonen hem nu eens hier, dan weer daar aan het volk; en bij elke beweging schreeuwen degenen aan wie men hem toont het uit. Men laat er ook tegelijk, met hetzelfde | |
[pagina 48]
| |
ceremonieel, de ijzeren punt van de lans zien in een kristallen fles. Die vertoning vindt die dag een paar maal plaats, voor een zo eindeloze volksmenigte dat het zelfs ver buiten de kerk, zo ver als de verhoging te zien is, een enorme drukte van mannen en vrouwen is. Het is een waar pauselijk hof: de luister van Rome en datgene waar de stad vooral groot in is, bestaat uit een manifestatie van vroomheid. Het is mooi om in deze dagen de geloofsijver van een zo eindeloze menigte te zien. Ze hebben meer dan honderd broederschappen en er is vrijwel geen man van aanzien die niet tot een daarvan behoort; er zijn er ook een paar voor vreemdelingen, en onze koningen zijn lid van de Gonfalone. Deze speciale genootschappen vieren gezamenlijk veel religieuze plechtigheden, vooral tijdens de vasten; maar op deze dag trekken ze in linnen gekleed langs in stoeten, elk genootschap in zijn eigen kleur, wit, rood, blauw, groen, zwart; de meesten hebben het gelaat bedekt. Het nobelste en schitterendste wat ik ooit hier of elders heb gezien, was het ongelooflijke aantal mensen dat zich die dag in de stad had verspreid voor de plechtigheden, vooral als leden van die genootschappen; want niet alleen hadden we overdag een groot aantal anderen gezien die naar de Sint Pieter waren gekomen, bij het vallen van de avond leek de hele stad wel in brand te staan toen die genootschappen in gelid naar de Sint Pieter optrokken en elk een fakkel droeg, bijna allemaal van witte was. Ik denk dat er minstens twaalfduizend fakkels aan mij voorbij zijn getrokken; want van acht uur 's avonds tot middernacht was de straat voortdurend gevuld met die optocht, die zo ordelijk en goed geregeld verliep dat er, ook al kwamen er verscheidene groepen en gezelschappen van verschillende plaatsen, nooit een lege plekwas en de stoet nooit was onderbroken; elk genootschap heeft een groot muziekkorps dat voortdurend speelde onder het lopen, en te midden van de gelederen een rij boetelingen die zichzelf geselen met koorden: dat waren er minstens vijfhonderd, hun ruggen helemaal ontveld en meelijwekkend bloedend. Het is een raadsel dat ik nog niet goed doorzie; ze zijn allemaal opengereten en gruwelijk gewond en ze pijnigen en slaan zichzelf zonder ophouden. En toch, toen ik zag hoe ze zich gedragen, hoe ferm ze voortstappen, hoe zeker hun woorden klinken (want ik hoorde er verscheidene spreken) en toen ik hun gezichten zag (want velen liepen blootshoofds door de straat), leek het niet alleen alsof ze niets pijnlijks deden, maar zelfs niets dat serieus was, en er waren nog wel jongens van twaalf, dertien jaar bij. Recht tegenover mij was er een die heel jong was en er sympathiek uitzag; een jonge vrouw beklaagde hem omdat ze zag hoezeer hij zichzelf verwondde. Hij wendde zich tot ons en zei lachend tegen haar: Basta, che fo questo per li tui peccati, non per li miei.Ga naar voetnoot* Ze laten niet merken dat die handeling hun pijn of moeite bezorgt, maar ze doen het zelfs uitbundig, of minstens zo onverschillig dat je ze met elkaar hoort praten over andere dingen, lachen, luid door de straat roepen, rennen, springen - dingen die gebeuren wanneer er zo'n menigte is dat de rijen worden doorbroken. Er bevinden zich mannen onder hen die wijn meedragen en hun te drinken aanbieden; sommigen nemen er een slok van. Er wordt hun ook snoep aangeboden; en dikwijls nemen degenen die de wijn dragen er wat van in hun mond en spuwen het daarna uit om er de uiteinden van hun zwepen mee te bevochtigen, die van touw zijn en zo hard geworden van het bloed dat eraan is blijven plakken dat ze ze nat moeten maken om ze te ontwarren; bij sommigen spuwen ze die wijn op de wonden. Aan hun schoenen en broeken te zien zijn het mensen uit de laagste klasse die dit doen voor geld, althans de meesten. Men heeft mij wel verteld dat ze hun schouders ergens mee insmeren; maar ik heb gezien dat hun wonden zo rauw waren en dat ze zichzelf zo langdurig pijnigden dat geen enkel medicament kon maken dat ze het niet voelden; en waarom zouden degenen die hen betalen dat doen als het alleen maar poppenkast was? Dit ritueel biedt nog heel wat meer bijzonderheden. Toen ze in de Sint Pieter kwamen, gebeurde er niets anders dan dat men hun el Viso Santo toonde, en daarna gingen ze weer weg en maakten plaats voor de anderen. | |
[pagina 49]
| |
De dames genieten die dag grote vrijheid; want de hele nacht vullen ze de straten, en ze gaan bijna allemaal te voet. Toch lijkt de stad, om de waarheid te zeggen, heel fatsoenlijk, speciaal bij deze losbandige gelegenheid. Alle gelonk en amoureus vertoon houdt op. Het mooiste grafmonument is dat van de Santa Rotunda,Ga naar voetnoot* vanwege de verlichting. Er is onder meer een groot aantal lampen, die er hangen van boven tot beneden, onophoudelijk ronddraaien en een kring beschrijven. Op Paaszaterdag zag ik in de Sint Jan van Lateranen de hoofdenGa naar voetnoot* van de heilige Petrus en Paulus, die men er vertoont en die nog hun haar, hun huidkleur en hun baard hebben behouden alsof ze leven: de heilige Petrus, een wit gelaat, tamelijk lang, rode, naar het sanguine neigende huidkleur, grijze gevorktebaard, het hoofd bedekt met een pauselijke mijter; de heilige Paulus, donker, een breed, voller gelaat, groter hoofd, volle, grijze baard. Zij bevinden zich hoog, op een speciale plaats. Men vertoont ze, na het volk te hebben opgeroepen met klokgelui, door af en toe even een gordijn neer te laten waarachter zich die hoofden bevinden, naast elkaar. Men laat ze net lang genoeg zien om er een weesgegroetje bij te kunnen bidden, en hijst daarna het gordijn meteen weer op; daarna laat men het weer op dezelfde wijze neer, tot drie maal toe; die vertoning herhaalt men vier, vijf keer gedurende de dag. Ze bevinden zich een pieklengte hoog achter een stevig ijzeren hekwerk waar men doorheen kijkt. Eromheen steken ze een aantal kaarsen aan; maar het is moeilijk alle details duidelijk te onderscheiden; ik zag ze twee of drie keer. De gladheid van die gezichten leek een beetje op die van onze maskers. | |
[pagina 50]
| |
Op woensdag na Pasen informeerde monsieur Maldonat,Ga naar voetnoot* die toen in Rome was, wat ik vond van de zeden in deze stad, vooral waar het de godsdienst betrof, en hij merkte dat zijn oordeel geheel overeenstemde met het mijne: dat het gemene volk in Frankrijk onvergelijkelijk veel vromer is dan hier, maar de rijken, en vooral de hovelingen, wat minder. Hij zei me ook dat hij tegen degenen die beweerden dat heel Frankrijk aan ketterij ten prooi was gevallen, vooral tegen Spanjaarden waarvan een groot aantal lid van zijn orde is, staande hield dat er alleen al in de stad Parijs meer werkelijk godsdienstige mensen waren dan in heel Spanje bij elkaar. Ze laten hun boten op de Tiber tegen de stroom op jagen door drie, vier paren buffels. Ik weet niet wat anderen vinden van het klimaat van Rome; ik vond het heel aangenaam en gezond. De sieur de VialardGa naar voetnoot* zei dat hij er van zijn migraines was verlost, en dat bevestigde het volksgeloof dat de stad slecht is voor de voeten en goed voor het hoofd. Ik ken niets dat zo'n vijand van mijn gezondheid is als verveling en ledigheid; daar had ik altijd wel iets te doen, niet altijd even aangenaam als ik had kunnen verlangen, maar toch minstens voldoende om de verveling te verdrijven: oudheden bezichtigen, en de vigne, de wijngaarden die parken en lusthoven zijn van een buitengewone schoonheid; daar heb ik geleerd hoe men met kunstvaardigheid heel wat van een bultige, heuvelachtige, ongelijke plekkan benutten; want hier weten ze er een gratie aan te verlenen die onze vlakke landschappen niet kunnen evenaren, en trekken ze zeer vernuftig profijt van die verscheidenheid. Tot de mooiste behoren die van de kardinalen d'Este, te Monte Cavallo; Farnese, al Palatino; Ursino, Sforza, Medici; die van paus Julius; die van Madama; de tuinen van de Farneses en van kardinaal Riario in Trastevere; van Cesio, fuori delta porta del Popolo.Ga naar voetnoot** Dit zijn schoonheden die openstaan voor wie er gebruik van wil maken voor welk doel dan ook, zelfs om er te slapen, eventueel in gezelschap, als de eigenaars afwezig zijn, die er niet bijzonder veel om geven; of om naar preken te gaan luisteren, die altijd worden gehouden, of naar theologische discussies, of soms ook publieke vrouwen te bezoeken, waar ik dit nadeel ervoer dat ze een simpel gesprek (wat ik bij hen zocht, om hen te horen praten en de finesses van hun vak aan de weet te komen) even duur verkopen en er even zuinig mee omspringen als met hun hele handel. Al dit tijdverdrijf nam mij voldoende in beslag; ik had geen gelegenheid tot melancholie, iets dat mijn dood betekent, en niet tot verdriet, binnens- noch buitenshuis. Het is dus een aangename stad om te vertoeven, en daaruit kan ik afleiden hoezeer ik van Rome zou hebben genoten als ik de stad intiemer had leren kennen; want om de waarheid te zeggen, hoeveel bedrevenheid en zorg ik er ook aan heb besteed, ik heb slechts haar uiterlijke verschijning leren kennen, die ze aan de onbeduidendste vreemdeling toont. De laatste dag van maart had ik een aanval van koliek die de hele nacht duurde, maar tamelijk draaglijk was; hij bracht mijn buik in beroering, met pijnscheuten, en maakte mijn urine scherper dan gewoonlijk. Ik dreef grof graveel en twee stenen uit. Op Beloken Pasen zag ik de ceremonie van de aalmoezen voor maagden. Behalve zijn gebruikelijke stoet worden vóór de paus uit vijfentwintig opgetuigde paarden geleid, heel rijk getooid met dekkleden die met gouddraad zijn doorweven, en tien, twaalf muilezels, met dekkleden van karmozijnrood fluweel, alle geleid door zijn stalknechten te voet; zijn draagstoel is ook bedekt met karmozijnrood fluweel. Voor hem uit droegen vier mannen te paard aan het uiteinde van bepaalde met rood fluweel beklede stokken, die aan het handvat en aan de punten verguld waren, vier rode hoeden. Hij zat op zijn muilezel. De kardinalen die hem volgden, zaten ook op hun muilezels, in hun pontificale gewaden, en de slippen van hun mantels waren met een veter vastgemaakt aan de hoofdstellen van hun muilezels. De maagden, honderdzeven in getal, werden elk begeleid door een oud vrouwelijk familielid. Na de mis kwamen ze in een lange processie uit de kerk. En toen ze op de terugweg langs het koor van de Minerva-kerk kwamen, waar die plechtigheid wordt gehouden, kusten ze de voeten van de paus. Wanneer hij hun zijn zegen heeft gegeven, schenkt hij elk met eigen hand een beurs van wit | |
[pagina 51]
| |
damast waarin zich een cedola bevindt.Ga naar voetnoot* De bedoeling is dat ze, wanneer ze een bruidegom gevonden hebben, hun bruidsschat mogen ophalen, die vijfendertig écus per persoon bedraagt, en bovendien krijgen ze die dag elk een witte japon die vijf écus waard is. Ze hebben het gelaat bedekt met een sluier waarin zich alleen een opening ter hoogte van hun ogen bevindt. Ik zei over de voordelen van Rome onder meer dat het de meest kosmopolitische stad ter wereld is, waar er het minst op wordt gelet of men een vreemdeling is en uit een ander land komt; want door haar aard is het een stad die van de vreemdelingen aan elkaar hangt; iedereen voelt zich er thuis. Het gezag van haar vorst omvat de hele christenheid; zijn belangrijkste jurisdictie is voor vreemdelingen in hun eigen land even bindend als hier; bij zijn verkiezing en die van alle vorsten en aanzienlijke personen aan zijn hof is de herkomst van geen enkel gewicht. Venetië trekt vreemdelingen aan in groten getale door haar vrije bestuurswijze; maar toch zijn ze op bezoek bij iemand anders. Hier hebben ze hun eigen functies, goederen en opdrachten; want het is de zetel van de geestelijkheid. Er zijn evenveel of meer vreemdelingen te zien in Venetië (want de toeloop van vreemdelingen die te zien is in Frankrijk, Duitsland of elders valt hierbij in het niet), maar veel minder die er resideren en wonen. Het gewone volk is niet verbaasder over onze wijze van kleden of die van de Spanjaarden of Duitsers dan over die van henzelf, en men ziet vrijwel geen bedelaar die niet een aalmoes vraagt in onze taal. Daarom trachtte ik - en ik wendde er al mijn vijf natuurlijke zintuigen toe aan - om de titel van Romeins burger te verwerven, al was het maar om de eer die er vanouds aan verbonden is, en om de heilige gedachtenis aan haar gezag. Daarbij ondervond ik moeilijkheden; maar ik overwon ze zonder een beroep te doen op de gunst van een Fransman of zelfs maar op het feit dat ik er een kende. Het gezag van de Paus werd wel aangewend door tussenkomst van Filippo Musotti, zijn maggiordomo,Ga naar voetnoot* die bijzondere vriendschap voor mij had opgevat en veel moeite voor me heeft gedaan. De op 3o Id. Martii 1581Ga naar voetnoot** verzonden, zeer authentieke bul, in dezelfde vorm en gesteld in dezelfde lovende bewoordingen als voor de heer Giacomo Buoncompagno, hertog van Sora, zoon van de paus, ontving ik op 5 april. Het is een titel die alleen de ijdelheid streelt,Ga naar voetnoot*** maar toch deed het me groot genoegen dat ik hem heb verworven. | |
II. Bagno della villaZondagochtend baadde ik, maar niet mijn hoofd: en na het middagmaal organiseerde ik een bal met prijzen, zoals de gewoonte is in deze badplaatsen: ik wilde het eerste van het jaar geven. Eerst liet ik, vijf, zes dagen van tevoren, het feest aankondigen in alle naburige plaatsen. Aan de vooravond liet ik alle adellijke heren en dames die zich in het ene of het andere bad bevonden, persoonlijk uitnodigen voor het bal en voor het avondmaal na afloop. Ik liet prijzen komen uit Lucca. Het is gebruikelijk er meer dan één uit te reiken om niet de indruk te wekken van alle vrouwen er één uit te verkiezen, en om jaloezie en argwaan te vermijden. Er zijn er altijd acht of tien voor de vrouwen; voor de mannen twee of drie. Veel vrouwen vroegen mij haarzelf niet te vergeten, of een nichtje, of een dochter. Een van de voorafgaande dagen had mijn goede vriend messer Giovanni da Vincenzo SaminiatiGa naar voetnoot* mij, zoals ik hem per brief gevraagd had, uit Lucca een leren ceintuur en een baret van zwart laken voor de mannen laten brengen. Voor de vrouwen twee schorten van tafzijde, een groen en een violetblauw (want ik moet opmerken dat er altijd een paar prijzen zijn die eervoller zijn, om naar believen een of twee mee te begunstigen), twee schorten van stamijn, vier dozen spelden, vier paar open schoentjes (maar hiervan gaf ik er een aan een mooi jong meisje dat niet meedeed aan het bal), een paar muiltjes (die ik bij een paar schoentjes deed, en van deze twee maakte ik één prijs), drie gazen haarnetjes en drie vlechten, die samen drie prijzen vormden; en vier halssnoertjes. Er waren negentien prijzen voorde vrouwen. Samen kostten ze niet veel meer dan | |
[pagina 52]
| |
zes écus. Ik had voor vijf pijpers gezorgd. Ik gaf ze de hele dag te eten, en elk een écu: daar had ik geluk mee, want voor die prijs doen ze het meestal niet. De prijzen worden aan een hoepel gehangen die aan alle kanten rijk versierd is, en voor iedereen tentoongesteld. We begonnen het bal op het plein met de vrouwen uit de omgeving, en eerst was ik bang dat het daarbij zou blijven. Maar na korte tijd kwamen er grote groepen van alle kanten, vooral veel adellijke heren en dames van die signoriaGa naar voetnoot*, die ik ontving en zo goed mogelijk bezig hield. In elk geval had ik de indruk dat ze tevreden waren. Omdat het een beetje warm was, gingen we naar de zaal van het paleis van de Buonvisi, die zeer geschikt was voor het bal. Aangezien het tegen 22 uurGa naar voetnoot* geleidelijk donker begon te worden, richtte ik me tot de voornaamste dames; ik zei dat ik niet het talent en de durf had al die schoonheid, bevalligheid en aangename manieren te beoordelen die ik bij deze meisjes waarnam, en vroeg hun de taak van het beoordelen op zich te nemen, en aan de groep de prijzen uit te reiken naar verdienste. De plichtplegingen namen enige tijd in beslag, want zij weigerden de taak op zich te nemen waarmee ik hen had belast, omdat ze dat beschouwden als een overdreven hoffelijk gebaar. Ten slotte voegde ik er de volgende voorwaarde aan toe, dat ik mijn mening zou geven als ze mij graag in hun jury wilden opnemen. Het kwam hierop neer dat ik met mijn ogen nu eens de ene, dan weer de andere uitkoos, waarbij ik in zekere mate rekening hield met schoonheid en lieftalligheid, want ik gaf als mijn mening te kennen dat bevalligheid bij de dans niet alleen afhing van de beweging van de voeten, maar ook van de houding, de bevalligheid van de hele persoon, en van het aangename voorkomen, en de charme. Zo werden de geschenken verdeeld, de een kreeg wat meer, de ander minder, naar verdienste, waarbij een dame ze namens mij aanbood aan de danseressen, een taak die ik geheel aan haar overdroeg. Dat verliep heel ordelijk en regelmatig, behalve dat een van die meisjes haar prijs weigerde. Ze liet mij wel vragen die om wille van haar aan een ander te geven, maar dat stond ik niet toe, want dat meisje behoorde niet tot de favorieten. Ze werden een voor een van hun plaats geroepen en kwamen tegenover die dame en mij te staan, die naast elkaar zaten. Na het te hebben gekust, gaf ik het geschenk dat mij geschikt leek aan de dame; zij nam het aan en gaf het aan het meisje met de vriendelijke woorden: ‘Ditis mijnheer de ridder, die je dit mooie geschenk geeft; bedank hem.’ ‘Absoluut niet, je moet deze dame bedanken die jou, met veel anderen, een prijs waardig heeft gekeurd. Hetspijtmij zeerdathetcadeaunietvoldoende recht doet aan die en die goede eigenschap van jou,’ zei ik, waarbij ik iets passends noemde. Hetzelfde werd meteen daarop gedaan met de mannen. De adellijke heren en dames deden niet mee aan de wedstrijd, al hadden ze deelgenomen aan de dans. Het is werkelijk mooi, en voor ons Fransen iets zeldzaams, te zien hoe goed deze zo charmante, als dames geklede boerinnetjes dansen: en zij wedijveren in die vaardigheid met onze dames, maar dansen anders. Ik nodigde allen uit voor het avondmaal, want banketten zijn in Italië wat in Frankrijk een heel lichte maaltijd zou zijn. Een paar stukjes kalfsvlees en een paar paren kippepoten, dat is alles. Bij het avondmaal bleven de kolonel van dat vicariaat, signor Francesco Gambarini - een edelman uit Bologna die als een broer voor mij is -, een Franse edelman, en een paar anderen. Ook Divizia, die ik aan tafel liet plaats nemen. Zij is een arme boerin die niet ver, twee mijl van de baden woont en die met haar man uitsluitend moet leven van het werk van haar handen. Ze is lelijk, zevenendertigjaar oud, haar hals is gezwollen en ze kan schrijven noch lezen. Maar omdat in haar prille jeugd in haar vaders huis een oom was die in haar bijzijn Ariosto en andere dichters las, bleek ze zozeer in de wieg gelegd voor poëzie dat ze niet alleen met de bewonderenswaardigste vaardigheid verzen maakt, maar er ook fabels uit de Oudheid in verwerkt, namen van goden, landen, wetenschappen, beroemde mannen, alsof ze gestudeerd heeft. Ze gaf me een groot aantal versregels die ze ter ere van mij had geschre- | |
[pagina 53]
| |
ven. Om de waarheid te zeggen, het zijn niet meer dan versjes, rijmpjes. Maar haar stijl is elegant en heel vloeiend. Het gezelschap dat deelnam aan het bal bestond uit honderd bezoekers en meer, al was het tijdstip ongunstig; want juist toen vond de grootste, voornaamste oogst van het hele jaar plaats, die van de zijde; in die dagen zijn ze, feest of geen feest, van de ochtend tot de avond hard aan het werk om de bladeren van de moerbeibomen te plukken voor hun zijderupsen, en voor dat werk worden al die jonge meisjes ingezet. Op maandagochtend ging ik wat later in het bad omdat ik me liet scheren en knippen. Ik baadde mijn hoofd en douchte het langer dan een kwartier onder de grote springbron. Bij mijn bal was onder anderen de vicaris aanwezig die recht spreekt.Ga naar voetnoot* Zo noemt men de door de signoria in elk vicariaat voor zes maanden aangewezen magistraatdie in eerste instantie civiele zaken beoordeelt en beslist over bedragen tot een bepaalde hoogte. Een andere magistraat behandelt strafzaken. Ik gaf tegenover hem te kennen dat het mij redelijk leek dat de signoria de regel instelde (wat heel gemakkelijk zou zijn: en ik gaf hem suggesties aangaande de wijze waarop dat volgens mij het doeltreffendst kon) dat die talloze handelaren die hier dit water komen halen en naar alle delen van Italië vervoeren, een certificaat bij zich moeten dragen waarop staat hoeveel water ze laden, om hun de gelegenheid te ontnemen fraude te plegen. Daarvan gaf ik een voorbeeld uit eigen ervaring: een van die muilezeldrijvers kwam naar mijn herbergier, een particulier, en vroeg hem om een schriftelijke verklaring dat hij vierentwintig vrachten water vervoerde; en hij had er maar vier. De herbergier weigerde aanvankelijk; maar de ander voegde eraan toe dat hij binnen vier of zes dagen terug zou komen om er nog twintig op te halen. Mooi dat die muilezeldrijver niet is teruggekomen, zei ik.Ga naar voetnoot** De vicaris kreeg | |
[pagina 54]
| |
mijn opmerking wel degelijk te horen, en hij deed zijn uiterste best te weten te komen wie die getuige was en wie de muilezeldrijver, hoe hij eruitzag, wat voor paarden hij had. Maar ik heb nooit willen vertellen wie het waren, geen van beiden. Ik zei hem ook dat ik de gewoonte wilde bepleiten die men in alle befaamde badplaatsen van Europa ziet, dat personen van enig aanzien er hun wapens achterlaten om ervan te getuigen wat ze aan dat water te danken hebben; daarvoor bedankte hij mij zeer namens de signoria. In die periode begon men op sommige plaatsen te hooien. Op dinsdag bleef ik twee uur in het bad, en douchte ik mijn hoofd nog een kwartier langer. In die dagen kwam een handelaar uit Cremona die in Rome woonde naar deze badplaats. Hij leed aan een groot aantal buitengewone kwalen. Toch praatte hij, liep hij en leidde zo te zien een plezierig leven. Zijn voornaamste kwaal zat in zijn hoofd: omdat dat zo zwak was, had hij, naar zijn zeggen, zijn geheugen verloren, zodat hij zich tijdens het eten nooit herinnerde wat hem was voorgezet. Als hij van huis wegging om iets te regelen, moest hij wel tien keer terugkomen om te vragen waar hij heen moest. Hij kon nauwelijks het Onze Vader helemaal opzeggen: telkens als hij aan het eind was, begon hij opnieuw, omdat hij aan het eind niet meer wist dat hij begonnen was en aan het begin niet dat hij klaar was. Hij was doof en blind geweest en had kiespijn gehad. Hij had zo'n verhit gevoel in zijn nieren dat hij er altijd een strook lood omheen droeg. Hij leefde al jaren met uiterst religieuze nauwgezetheid de voorschriften van de dokters na. Het was amusant de verschillende voorschriften van de heren dokters uit verschillende streken van Italië te zien, die zo tegenstrijdig waren, vooral met betrekking tot deze baden en stortbaden: want van de twintig die hij had geconsulteerd waren geen twee het met elkaar eens, integendeel, ze veroordeelden en beschuldigden elkaar en betichtten elkaar bijna allemaal van moord. Deze man leed aan een verbazend lastige kwaal, die werd veroorzaakt door zijn winderigheid, de winden kwamen namelijk zo furieus uit zijn oren dat hij er meestal niet van kon slapen. En zelfs als hij gaapte, voelde hij meteen enorme winden uit zijn oren komen. Hij zei dat zijn beste remedie om zijn buik op gang te brengen hieruit bestond dat hij vier grote geconfijte korianderzaden een poosje in zijn mond hield en na ze wat nat en glad te hebben gemaakt in zijn gat stopte, wat duidelijk en onmiddellijk effect had. Bij hem zag ik voor het eerst zo'n grote hoed van pauweveren bedekt met lichte tafzijde, hoog en van boven zo breed als een flinke hand, waarbinnen zich een voeringvan grove mousseline ter grootte van het hoofd bevindt die zorgt dat de zon niet kan binnendringen; de rand is anderhalve voet breed en vervangt onze parasols, die eigenlijk te paard lastig te dragen zijn.
Vertaald door Anton Haakman
Michel de Montaignes Reisjournaal verschijnt binnenkort bij uitgeverij Meulenhoff. |
|