ke omweg via Augsburg en München, naar Innsbruck en over de Brennerpas en over Bolzano, Trento, Vicenza, Padua naar Venetië, waar hij een week doorbrengt. Dan via Ferrara, Bologna (drie dagen), Florence en Siena naar Rome. Daar blijft hij bijna vijf maanden, van 30 november 1580 tot 19 april 1581. Vandaar trekt hij naar Loreto (drie dagen) en via Sinigaglia, Urbino en Florence naar Lucca (drie dagen) en de nabije baden van La Villa waar hij zich van 7 mei tot 21 juni ophoudt. Die zomer reist hij naar Florence voor een verblijf van tien dagen, naar Pisa voor vierentwintig en naar Lucca voor zeventien dagen, en daarna gaat hij terug naar La Villa, dat hij na een tweede verblijf van bijna een maand op 12 september 1581 verlaat wanneer hij bericht krijgt dat hij is gekozen tot burgemeestervan Bordeaux. Eerstmoethij terug naar Rome; onderweg blijft hij een paar dagen dagen in Lucca, in Siena en in Viterbo. Na gedurende twee weken in Rome zijn zaken te hebben afgehandeld, keert hij haastig terug naar Montaigne, via Siena, Lucca, Piacenza, Pavia, Milaan, Chambéry, Lyon, Clermont-Ferrand, Limoges en Périgueux.
Een vijfde deel van zijn tijd heeft hij dan doorgebracht in kuuroorden om verlichting te vinden voor zijn kwaal, waaraan een evenredig deel van het Journal gewijd is. Nauwgezet houdt hij in het kuuroord Bagno della Villa bij hoeveel water hij inneemt en hoeveel hij ervan loost, en op welke wijze. Hij beschrijft dit en de nierstenen die hij uitdrijft met een voor de moderne lezer soms wonderlijk aandoende precisie.
Montaigne was een nieuwsgierig toerist, een man die zodra hij hoorde dat ergens iets bijzonders te zien was, daar onmiddellijk heen toog, of het nu een bijzondere fontein was, een modern aandoend meisjespensionaat, of een wedstrijd, een audiëntie bij de paus, een terechtstelling, een besnijdenisritueel, of een voltigeur. Hij keekvol aandacht naar de bereiding van zuurkool, maar ook naar een afwasborsteltje of een machine. Vooral waterwerken hadden zijn grote belangstelling, maar soms schoten zijn woorden te kortbij de beschrijving van de wonderen der techniek.
Waar hij komt, laat hij zich inlichten over de plaatselijke religie en gebruiken, hij spreekt in Zwitserland en Duitsland met vertegenwoordigers van protestante sekten om te weten te komen waarin zij onderling verschillen.
Wat zijn belangstelling voor de kunst aangaat, is hij een kind van zijn tijd: een gebouw is mooier naarmate er kostbaarder materialen in zijn verwerkt, en het verschil tussen een handwerksman en een kunstenaar bestaat voor hem niet.
De natuur bevalt hem het meest waar deze door mensenhanden is omgevormd, gecultiveerd, waar natuur en mens, chaos en orde, het wilde en het getemde, het fantastische en het redelijke samengaan. Maar bij tijd en wijle kan hij op bijna romantische wijze lyrisch zijn over het natuurschoon.
Montaigne was absoluut geen chauvinist. Hij bezag hetgeen hij aantrof met nieuwsgierigheid en kwam dikwijls tot de conclusie dat het voedsel, het bed, de herberg beter waren dan hij in Frankrijk gewend was, dat de vrouwen minder lelijk waren, de steden indrukwekkender. Hij vond dat een reiziger zich zoveel mogelijk moest aanpassen aan de gewoonten van het land, en hij bezag andere landen, andere zeden en andere religies zonder vooroordelen.
Al met al vormt dit Reisjournaal een belangrijke bron van kennis aangaande het dagelijks leven, de geneeskunst, de politiek, de religie en de geneeskunst in de zestiende eeuw. Fernand Braudel heeft voor zijn La Méditerranée et le monde méditerranéen à l'époque de Philippe II zeer veel van zijn kennis uit dit boek geput.
Over de auteur van de eerste helft van het boek is weinig bekend. De zorgzame secretaris, die zich praktisch met ‘monsieur de Montaigne’ vereenzelvigt, had niet alleen tot taak diens dagboek bij te houden, maar droeg ook, als een soort reisleider, zorg voor de bagage van het gezelschap, het logies, de paarden. Waarom hij in Rome werd ontslagen of ontslag nam, is niet bekend. Misschien was hij een student, die met dit werk zijn reis naar Rome mogelijk maakte.
Vermoedelijk is het door de secretaris geschreven deel, dat nietminder belangwekkend en ook niet minder goed geschreven is dan Montaignes eigen tekst, gedeeltelijk door Montaigne gedicteerd. Intieme, lijfelijke details en gedachten van Montaigne staan er zo gedetailleerd in beschreven dat zelfs iemand die Montaigne dag en nacht had gadegeslagen tot zoveel precisie niet in staat was geweest.
Zijn stijl lijkt sterk op die van Montaigne in het tweede deel. De twee delen lopen in elkaar over, sluiten