De Revisor. Jaargang 19
(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Thomas de Quincey
| |
[pagina 34]
| |
Highway, en vertolkte die ongeëvenaarde moorden die hem zo'n briljante en onsterfelijke reputatie hebben bezorgd. Ik moet trouwens opmerken dat zijn vertolkingen in één opzicht op die moorden een slecht effect hebben gehad: ze hebben de connaisseur van moord zeer kieskeurig gemaakt en ontevreden met alles wat er nadien op dit terrein gedaan is. Alle andere moorden verbleken vergeleken bij het karmozijn van de zijne; en, zoals een liefhebber eens gemelijk tegen me zei: ‘er is absoluut niets gebeurd sinds zijn tijd, of niets dat de moeite van het bespreken waard is.’ Maar dat is niet waar, het is onredelijk te verwachten dat alle mensen grote kunstenaars zijn en geboren worden met de geniale inslag van Mr. Williams. Welnu, men zal zich herinneren dat bij de eerste van die moorden (die op de Marrs) zich zowaar een zelfde incident voordeed (een klop op de deur kort nadat de handelingen van de liquidatie voltooid waren), een incident dat het genie Shakespeare verzonnen heeft, en alle deskundigen en de meest eminente kunstkenners erkenden het succes van Shakespeare's ingeving zodra deze daadwerkelijk gerealiseerd was. Dit was dus een nieuw bewijs dat ik terecht op mijn gevoel vertrouwd had, dat in tegenspraak was met mijn verstand; en ik boog mij opnieuw over hetprobleem. Tenslotte heb ik het naar mijn eigen bevrediging opgelost; mijn oplossing is deze: moord, in gewone gevallen, waar de sympathie geheel uitgaat naar het lot van de vermoorde persoon, is een gebeurtenis die op grove en platvloerse wijze angst inboezemt; en wel omdat het de aandacht exclusief vestigt op het natuurlijke maar weinig verheffende instinct waarmee wij aan het leven hechten, een instinct dat, onmisbaar als het is voor de oerwet van zelfbehoud, bij alle levende wezens naar aard gelijk is (hoewel verschillend in gradatie). Dit instinct dat dus alle verschillen teniet doet en de grootste mensen degradeert tot het niveau van ‘de arme kever die wij vertrappen’, toont derhalve de menselijke natuur in haar meest miserabele en vernederende staat. Een dergelijke staat is weinig passendvoor de doeleinden van de dichter. Wat staat hem dus te doen? Hij moet de aandacht vestigen op de moordenaar. Onze sympathie moet bij hem liggen (uiteraard doel ik op sympathie van begrip, een sympathie waardoor wij in zijn gevoelens kunnen binnendringen, die ons in staat stelt die te begrijpen - niet sympathie in de betekenis van goedkeuring)Ga naar eind*. In degene die vermoord wordt worden alle met elkaar strijdende gedachten, alle eb en vloed van temperament en wilskracht verpletterd onder een alles overheersende paniek, de angst voor de onmiddellijke dood velt hem ‘met zijn verstenende knots’. Maar in de moordenaar, althans een moordenaar met wie een dichter zich nog kan inlaten, dient een razende storm van passie -jaloezie, ambitie, wraak, haat- te woeden, die zijn binnenste tot een hel heeft gemaakt; en in die hel moeten wij een blik werpen. In Macbeth heeft Shakespeare, teneinde zijn eigen grootse scheppende vermogen te bevredigen, twee moordenaars in het leven geroepen, die, zoals bij hem gebruikelijk, opmerkelijk van elkaar verschillen; maar - hoewel de tweestrijd in Macbeth groter is dan in zijn vrouw, de geest van de tijger minder vaardig en zijn gevoelens voornamelijk door de hare zijn besmet - wordt niettemin de moordzuchtige geest noodzakelijkerwijs verondersteld aanwezig te zijn in beiden, daar beiden tenslotte deelden in de schuld aan moord. Dit moest tot uitdrukking worden gebracht, zowel om zichzelfs wille als om het in een evenredig contrast te plaatsen met het onschuldige karaktervan hun slachtoffer, ‘de minzame Duncan’, en daarenboven, om de ‘diepe vloek van zijn verscheiden’ adequaat te belichten, moest het met buitengewone kracht worden uitgedrukt. Wij moesten het gevoel krijgen dat de menselijke natuur - dat wil zeggen de goddelijke natuur van liefde en erbarmen, verbreid over de harten van alle schepselen, waarvan de mens zelden geheel verstoken is - weg was, verdwenen, uitgestorven en dat de demonische natuur haar plaats had ingenomen. Waar dit effect al op schitterende wijze bereikt wordt in de dialogen en monologen zelf, wordt het tenslotte bekroond door het middel dat onderwerp is van onze beschouwing, en hiervoor vraag ik thans de aandacht van de lezer. Wanneer de lezer ooit getuige is geweest van een flauwte van echtgenote, dochter of zuster, heeft hij misschien waargenomen dat het meest aangrijpende moment van een dergelijk schouwspel het ogenblik is waarop een zucht en een beweging de weerkeer van het tijdelijk onderbroken leven aankondigen. Of als de lezer ooit in een grote metropool geweest is op de dag dat een vooraanstaand idool met groots vertoon ten grave gedra- | |
[pagina 35]
| |
gen werd, en dan ook nog toevallig dicht langs de route die de stoet volgde is gekomen, dan zal hij krachtig gevoeld hebben hoezeer, door de stilte en de verlatenheid van de straten en door de onderbreking van de alledaagse drukte, een diepe betrokkenheid op dat moment bezit genomen had van de harten van de mensen - en als hij dan plotseling de doodse stilte verbroken hoorde door het geluid van ratelende wielen die zich van het drama verwijderen, daarmee aankondigend dat de voorbijgaande ban verbroken was, zal hij zich ervan bewust geweest zijn dat op geen enkel moment zijn gewaarwording van de opschorting van de gewone menselijke beslommeringen zo volledig en ontroerend was als op het moment waarop de opschorting eindigde en de alledaagse drukte zijn loop hernam. Elke actie, in welke richting dan ook, kan het best belicht, gepeild en bevattelijk gemaakt worden door reactie. Welnu, toegepast op het geval Macbeth: hier diende, zoals gezegd, de terugtreding van het menselijk hart en het intreden van het demonische hart tot uitdrukking gebracht te worden en voelbaar gemaakt. Een andere wereld is ingetreden en de moordenaars zijn buiten het domein van de menselijke dingen, menselijke oogmerken, menselijke verlangens geplaatst. Zij ondergaan een gedaanteverwisseling: Lady Macbeth wordt van haar ‘vrouwelijkheid beroofd’, Macbeth is vergeten dat hij uit een vrouw geboren is; beiden worden het evenbeeld van duivels, en de wereld der duivels wordt plotseling geopenbaard. Maar hoe moet dit overgebracht en voelbaar gemaakt worden? Teneinde een nieuwe wereld te laten intreden moet deze wereld tijdelijk verdwijnen. De moordenaars en de moord moeten geïsoleerd worden - gescheiden door een onmete lijke diepe kloof van de gewone loop en opeenvolging van menselijke besognes - opgesloten en afgezonderd in een verborgen uithoek; het moet voor ons voelbaar gemaakt worden dat de wereld van het gewone leven plotseling tot stilstand is gekomen, te slapen is gelegd, bedwelmd, door pijniging gedwongen tot een angstige wapenstilstand; de tijd moet vernietigd worden, de verhouding tot de dingen daarbuiten afgeschaft; en alles moet zich voltrekken, teruggetrokken in een diepe bewusteloosheid en opschorting van aardse hartstocht. Zo komt het, dat wanneer de daad volbracht is, het duistere werk voltooid, op dat moment de wereld van duisternis oplost als een groots fantoom; de klop op de deur wordt gehoord en maakt hoorbaar bekend dat de reactie begonnen is; dat het menselijke weer de overhand gaat nemen op het duivelse; de polsslag van het leven komt weer op gang; en het hernemen van de alledaagse loop van de wereld waarin wij leven doordringt ons dan voor het eerst diepgaand van het gruwelijke intermezzo dat die loop had onderbroken. O, machtige dichter! Uw werken zijn niet gelijk aan die van andere scheppers, eenvoudig en alleen maar grote kunstwerken, maar zij vertonen gelijkenis met natuurverschijnselen, zoals de zon en de zee, de sterren en de bloemen, als vorst en sneeuw, regen en dauw, hagel en donder, die onderzocht moeten worden met alle ontvankelijkheid waarover wij beschikken en in het volmaakte vertrouwen dat in die verschijnselen noch te veel noch te weinig kan zijn, niets tevergeefs of onbewegelijk, maar dat, naarmate wij verder komen op onze ontdekkingsreizen we des temeer bewijzen zullen zien van patronen en zichzelf handhavende ordeningen waar het achteloze oog slechts toeval had gezien.
Vertaald door Leonoor Broeder |
|