Kort en Klein
Ik heb een varkentje. Die moet even melk drinken. Kijk ik heb hier borstjes, daar. Jouwe gaat ook drinken. Het zijn baby's, die moeten melk drinken. Mijne ook. Mijne drinkt ook. Pappa de baby wil wat drinken. Jij krijgt het kindje die heet Moh. Die moet hierin. Maar die gaat straks rijden. Die kan niet duwen. Mijn babietje gaat hier. Hier is een bad. Allemaal in bad. Allemaal zitten in bad. O koud! Mijn babietje is er niet meer. Pappa heb jij een hondje. Hij gaat een beetje wiebelen. Ik doe het met mijn duim. Pappa doe jij het ook op je duim? Wel mijne. Alleen van kinderen. Ik doe het op mijn wijsvinger. En nou het varkentje. Gaat in het bad. Beetje water. Hier komt water uit, hoor. Lalala ik ben schoon. Speldjes zijn dat. Op mijn oor. Heel groot kind. Die was naar Engeland. Dat ben ik toen ik een baby was. Twee speldjes. Ik ga in een autootje rijden. Ik ga naar mamma. Er zit een mannetje in. Koppetje duiken. Ik wil koppetje duiken. Pappa jij moet ook koppetje duiken. Jij moet hier zitten. Mamma jij ook op het kussen zitten. Niet slapen maar zitten. Kruipen mag je. Dat is kruipen. Dan moeten jullie goed opletten, anders ga ik op jullie. Dan moet je met niemand dansen, als je koppetje geduikt hebt. Lalala. En nou zitten weer. Alsje met mij danst, krijg je dit. Maar mij weer geven, anders krijgt mamma geen. Dit is voor alsje zit, en dat is voor je buik. Springen, dan moet je met jouwe springen. En nu moet je staan. En dan moet je weer zitten. Dit is voor je voeten. Nee dit is voor je benen en dit is voor je buik. En pappa, jij moet straks zo doen met je kussen. Zo. Nou nog niet, dan moet ik eerst zo doen. Nou mag je dat doen. En nou gaat die slapen. Lalalalala. Hier vasthouden. En dan weer opstaan. Dan moet mamma ons dragen. Ik ben in het zwembad gevallen. Ik kan heel goed zwemmen. Jouw voeten zijn in het water. Moeten jullie taart maken want dat was zand. Pappa mag
krenten in de taart doen. Dit is een bordje. Eerst krenten erop. Ik moet er schuim op doen. En jij moet soep erop doen. Hier is soep. Pak maar. Er moet nog meer in. Van dit. Dit is melk. En krenten vallen! Gauw weer dicht. Ik ga even eten. Heel hard. Ik moet een mes. Hier is een mes. Stukje voor jou. Bordje voor jou. Moet nog lang zal ze leven zingen! Ik ben jarig. Voor mij. Dit stuk voor pappa. Lang zal ze leven! Moet nog messen en vorken en lepels! Was ik vergeten! Dit is een vork, mag je gewoon pakken. Pak maar een lepeltje. Dit is een bord. Die tekening is niet voor als je jarig bent. Die is voor als hondje jarig is. Dit is een vergissing. O, prikken moet je eerst, prikken. O ik heb nog banaan vergeten stuk te snijden. Hele kleine stukjes. Ik heb het op. Jij moet mijn stoel versieren. Ik moet dansen. Niemand is jarig. Wij gaan niet taart eten. Wij gaan aardappeltjes eten en soep en geen vlees. Wij gaan foto's maken, foto's van jou.
Isoude Kuijper