De Revisor. Jaargang 19
(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Ter inleidingAndré Breton (1896-1966), de ‘paus’ van het surrealisme, is waarschijnlijk een van de meest geciteerde en becommentarieerde essayisten van deze eeuw geweest en verdient alleen daarom al een plaatsje in deze reeks. Zijn ideeën, hoe omstreden ook, hebben een enorme invloed gehad. Al was het maar omdat hij het brein en de woordvoerder van de surrealistische beweging was. Het hier vertaalde essaytje is de inleiding tot zijn roemruchte Anthologie de l'humour noir, een bloemlezing die verscheen in 1940 en onder het Vichy-regime werd verboden. Het is in meerdere opzichten karakteristiek te noemen. Niet alleen vanwege het onderwerp (humor, met name zwarte humor, was een van de favoriete wapens waarmee de surrealisten de ‘dictatuur van de rede’ te lijf gingen), maar ook vanwege het aanroepen van Hegel en Freud - zijn favoriete leermeesters - en de klap die hij en passant uitdeelt aan een van zijn vroegere companen, Aragon. De uitdrukking ‘zwarte humor’ is overigens niet door Breton uitgevonden (Huysmans gebruikte die al, en misschien was ook hij niet de eerste). Maar het is ongetwijfeld dankzij Bretons bloemlezing, waarin hij nog eens al zijn favoriete auteurs, van Swift tot Lautréamont, de revue laat passeren, dat het een begrip is geworden. Piet Meeuse |
|