Hachee met sambal
Onlangs liet Frank Engering mij een hardgekaft schoolschrift zien waarin, schots en scheef, vol spelfouten en zeer paars, de eerste alinea en de slotzin van het boek Sloffie Sleepboot waren gestempeld. De roofdruk verscheen in een oplage van drie exemplaren, toen hij zeven was.
‘De aanhouder wint, Frank, let maar eens op’.
Troost was geboden, want het werd steeds moeilijker om in het boekenvak het hoofd boven water te houden, en waarschijnlijk was dat de reden waarom het document van vroeger nu ineens zo veel voor hem leek te betekenen; misschien stijfde het hem wel in de illusie dat hij geen andere keuze had gehad en zogezegd was voorbeschikt om als uitgever zijn dagen te slijten, malaise of geen malaise. Bij mijn weten waren de theologen op die kunstgreep uitgekeken, maar in levensbeschrijvingen van beroemde personen had de profane, minder straffe variant ervan (‘de mythe van het kindsbeen’) nog niets aan populariteit ingeboet.
‘Zou dat niet iets zijn, Frank, een biografie over bij voorbeeld een groenteboer, die goede kwaliteit verkoopt, maar het uiteindelijk tegen de concurrentie moet afleggen?’
Even keek hij mij aan, maar hij gaf geen antwoord. Schuin achter hem in de stralen van de ondergaande zon lag Willem, de twee maanden oude golden retriever waarmee hij het leven deelde, op het toetsenbord van de tekstverwerkingsmachine compleet voor pampus, een deeltje Mallarmé tussen de anders zo speelse kaken. (Ach, Willem, luister goed: hele volksstammen zijn op dit moment net als jij voor hun beeldschermpjes weggesuft, maar wie van hen heeft ooit ook maar iets van Mallarmé geproefd?)
Wij bleven zwijgen.
Als ik opstond en naar het raam liep, zou ik tussen de laatste woningen van de Begijnenstraat een stukje van de Waal zien en de schepen die daar passeerden. Sleepboten waren uit het rivierbeeld verdwenen, want alles werd vandaag de dag geduwd, maar dat er vroeg of laat een parlevinker zou langsvaren was niet op voorhand uit te sluiten. Goed, stel dat dat gebeurde, hoe groot was dan de kans dat aan het roer daarvan iemand stond die zijn handel in groenten en fruit op het water was gaan drijven omdat zijn collega's hem van de wal hadden verjaagd? Groot was die kans niet, maar ze bestond. Onuitputtelijk waren de mogelijkheden en combinaties van mogelijkheden die het leven bood, je kon het zo gek niet bedenken of het bestond en viel voor. Maar als dat waar was - en het was waar -, hadden we daarmee dan niet tegelijkertijd bewezen dat die parlevinker mogelijkerwijze enkel een hand aan het stuurwiel hield, terwijl hij de andere gebruikte om zijn belevenissen aan het papier toe te vertrouwen? Of dat hij het karwei, zelf verricht dan wel uitbesteed, al achter de rug had en hij kwam aanvaren om hier af te meren en Frank het manuscript persoonlijk ter hand te stellen? Deze maakte intussen niet de minste aanstalten om twee nieuwe flesjes bier uit de keuken te gaan halen, waar het onderhand toch wel eens tijd voor werd.
Ze slapen allebei, dacht ik, de een met de ogen dicht, de ander... Voor nog geen vierhonderd gulden had hij het beest gekocht, rechtstreeks van het nest, wat te geef was voor een raszuiver exemplaar, maar de kynologische vaardighedencursus die naar hij later pas had begrepen deel van de transactie uitmaakte en waarvoor hij zich met zijn aanwinst de eerstkomende maanden iedere vrijdagavond in Tiel moest vervoegen kwam hem op meer dan het viervoudige te staan, benzine niet meegerekend.
‘Wanneer was jij er echt van overtuigd?’ vroeg hij, ineens weer tot leven gekomen, op die montere en tegelijk bedachtzame toon waarmee hij de tegenslag de baas probeerde te blijven.
‘Overtuigd van wat?’
‘Nou, dat je boeken zou gaan schrijven.’
De volhouder. Terwijl ik mijn best deed niets van mijn ergernis te laten merken, begon ik uit te leggen dat mij zoiets altijd bespaard was gebleven en dat ik niet hoopte dat daarin ooit nog verandering zou komen. En dat het met de lui die zich de status van godegunsteling hadden aangemeten oppassen geblazen was, dat dat geen schrijvers waren, maar literatoren godbetert die precies wisten hoe het moest; handelaren in verantwoorde thematiek, ragfijne observaties en ander confectiespul waren het en eelt op de ellebogen hadden ze allemaal. Ik wilde nog veel meer over het onderwerp kwijt, maar ik zweeg, plotseling zweeg ik. De laatste zonnegloed die hier de muren kleurde en het beeld van de slapende hond deden me