De Revisor. Jaargang 19(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Eugenio Montale Een brief Venetië 19.. De oude kolonel der cavalerie offreerde je altijd negroni, bacardi en röderer brut met het rode etiket. Hij noemde je zijn naam, maar voegde er aan toe, dat het overbodig was die te onthouden. Hij deed ook geen moeite de jouwe te vragen: nog minder de mijne. De habitué's van het hotel, ofschoon vreemdelingen, waren allen vrienden, maar alleen in het staartje van september. Sommigen wilden ons omhelzen, zich vergissend zonder zich te excuseren, eigenlijk feliciteerden zij zichzelf met de gelukkige fout. De groten, zij die vergeten zijn, zouden uit het donker treden, de weduwe van Respighi, de erfgenamen van Toscanini, een grafdelver van Tetrazzini, een naamgenoot van Malpighi, Ramerrez-Martinelli, een zilveren floers en Tullio Carminati, roem voor één of andere overlevende ingewijde. (Bovenal de Sleutelbewaarder, een doorluchtige, die dacht dat wij de waardigsten avant le déluge waren, maar het kwam nooit of was weinig meer dan een surplus van het Acqua Alta.) De oude ridder herhaalde altijd, tussen een bourbon en een martini, [pagina 89] [p. 89] dat niemand hem ooit verslagen zag worden bij een steeple-chase en concludeerde dat reumatiek hem vleugellam had gemaakt. Men leeft onder zijn gelijken, té verschillend om elkaar te haten, maar al te gelijk in de kunst van het rondkomen. De onoverwinnelijke ‘radoteur’ overleed enkele jaren geleden, wellicht vóór jou. Met hem stierf jouw laatste minnaar. Nu arriveren alleen nog groepstours bij het hotel. Niets van de meester van het drop gemaakt van meconium. Niets meer in dat riool van een kanaal. Zelfs niet het klein-orkest dat mij altijd vorstelijk onthaalde als ik binnenkwam vanaf de brug, met de potpourri van de gast verborgen achter het scherm: de Graaf van Luxembourg. 1969 vertaald door Willem B.S. de Vries Vorige Volgende