andere teksten komen in gedeelten aan het licht, op brokken die losraken. Hun herkomst is zelden vast te stellen. In het enkele geval waarin dat lukt (cf. fragment iota pi 932) blijkt de tekst waar het fragment ooit is uitgebroken inmiddels weer verder te zijn geëvalueerd, zodat de precieze plaats van breken niet meer is vast te stellen.
* De meeste teksten, en ook de langste en interessantste, worden gevonden in de ijsvelden van het noordpoolgebied, vooral in Alaska. Korte fragmenten, soms niet meer dan een enkel woord, zijn aangetroffen in gletschers van het hooggebergte van Europa. De oudste vermeldingen, in twee 16de-eeuwse reisverslagen, betreffen deze Europese fragmenten. In vrijwel alle gevallen is de vindplaats van een tekst die genoemd wordt in verslagen van vóór 1900 door verschuiving van de gletscher of door drukverandering onleesbaar geworden.
* De inhoud van de teksten bevat nimmer enige toespeling op mensen, dieren of andere levende wezens; ook planten worden niet genoemd, al zijn sommige fragmenten polyinterpretabel en zijn er de laatste jaren theorieën die veld winnen waarin op kundige wijze betoogd wordt dat er in de ijsteksten wel degelijk gesproken wordt van de lagere organismen in de plantenwereld, zoals de korstmossen. Ook zou er sprake zijn van eencellige dieren. Het heeft er alle schijn van dat deze teksten nog niet verder reiken dan het begin van het leven. Zij spreken van ijs, van wind, van stenen en van licht. Een van de moeilijkste woorden is het woord voor ‘nacht’ of ‘duisternis’; het schijnt ook ‘diepte’ of ‘diepzee’ te kunnen betekenen. In het algemeen mag men wel stellen dat de aarde zelf de inhoud vormt van deze teksten.
* Alle woorden zijn zelfstandige naamwoorden; in sommige gevallen heeft de frequentie van een woord aanleiding gegeven tot de speculatie dat het hier om een naam zou gaan, maar hiervoor zijn tot nu toe geen overtuigende argumenten aangevoerd. Veel van de naamwoorden, en vermoedelijk alle, kunnen tegelijk werkwoord zijn.
* De teksten bestaan dus uit losse woorden; het is de vraag of hier nog wel van een ‘syntaxis’ mag worden gesproken. De zinnen op een breukvlak, die achter elkaar zichtbaar zijn, verhelderen elkaar en versterken de betekenis van de voorste zin. De ijssemantica is dan ook dejongste bijdrage aan het onderzoek van de vorming en beweging van het ijs.
* De facsimile-editie wordt gedrukt op een speciaal voor dit projekt ontwikkelde papiersoort, die niet helemaal doorschijnend is en een blauwe snede heeft, wat bij opeenstapeling goed zichtbaar is. Het effekt van achter elkaar doorlopende zinnen kan worden benaderd door één regel per vel te drukken, telkens op dezelfde hoogte.
* De ontcijfering van ijsteksten is een wetenschap op zich. Belangrijk werk is verricht in de twintiger jaren van deze eeuw door de Fransman Changeant en door de Duitser Maerkur en Trueblicht. Andere arctische expedities met verschillend doel verdrongen het ijsteksten-onderzoek totdat in de late jaren vijftig een bekende Amerikaanse pooltheoreticus, Norman Opherall, een overzicht van de belangrijkste theorieën opnam in de Encyclopedia Arctica Nivalis. (Het bovengenoemde fragment is te vinden in Band xi, kolom 1192, lemma ‘[ice]syntax’.) Zijn artikelen zorgden voor een snelle internationale opleving van de wetenschappelijke belangstelling, maar het onderzoek in Nederland kwam pas op gang toen Per Kragt, een jonge hoogleraar in de geologie, die gepromoveerd was op de samenhang tussen drukveranderingen en kleurverhoudingen in marmer---
ijsteksten in alaska
Lezing voor de Eerste Atlantische Academie
Geachte aanwezigen,
Toen mij werd gevraagd om ter gelegenheid van de jaarlijkse studiedag van het Groot-Arctisch Instituut te spreken over mijn onderzoek van de ijsteksten, m.n. die in Alaska, heb ik lange tijd geaarzeld. De studie van deze teksten, die ik heb opgezet in nauwe samenwerking met het Instituut voor Naamkunde, wordt nog door vele collega's in dit onderzoeksveld gezien als een randgebeuren bij het praktisch en theoretisch onderzoek van de grote pooltheorieën. Het onderwerp is nog tamelijk onbekend, misschien ook omdat ik aan ons Instituut de enige medewerker ben die met dit onderzoek belast is en zelfs de enige onderzoeker op dit gebied in Nederland. Maar inmiddels is