De Revisor. Jaargang 19(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Jaap Tempelman Van het oppervlak in de afdaling krijg je hoogte hoe godverlaten eigenlijk alles, de diepste val het sprekendst, rotsen breken het overzicht. om iedere wending verschijnt het en verdwijnt, een leegte wijd en zijd over bezochte huizen en hellingen verspreid, de zon is een afgrond. tot je op slagbomen stuit, over- weg, in de vaart is je naam een voorbij station, blinkende rails sleuren het licht een tunnel in. je staat erbij stil, de wachtkamer met een vleug van roet, de vloer kreunt gewond, op de wand stomen de treinen tussen de bomen door. ze staan niet meer stil, een loket zonder kaartjes, de brandkast gelicht, het ijzeren bed van de machinist jaren door paartjes bereden. uitschot van woorden op een deur, boven de kabinetten het keurige van dames en heren, stoffelijke resten met vliegen overdekt. [pagina 59] [p. 59] in de hitte vergaan je zinnen onder een stolp gestolde tijd, het zingen van insekten hoor hoor je zoemen in je oor. afbraak groeit aan, het huis van fundament tot sterrenlucht doorzeefd, een losse plank ligt in een zucht voor molm. je hebt gegeten en gedronken, gerotzooid, geslapen en gemoord, door het oog van de naald steekt een wilde roos haar bloem omhoog. gevangen schoon, het water valt met zoveel kracht dat alles stokt, een meer hoopt zich op voor een stuw, alles verloopt. alles verloopt volgens plan, in de regel brandt het licht, visarenden grijpen een vis, onder de golven bonst een klok. de wereld raakt op deze plaats tot aan de rand gevuld, je ziet hoe onverwacht een helder zeil zich van het oppervlak losmaakt. Vorige Volgende