men vragen wie ik was en waar we 't over hebben gehad.
‘Shaolun, jij ziet er ook goed uit. Je bent niets veranderd. Heb je een goede reis gehad?’
Toen vertelde Charles twintig minuten lang luid over de feitelijke kant van zijn reizen naar Chengdu, Wuhan, Shanghai en Shenyang: de data, het weer, het geijkte schooljongenscommentaar op de geijkte bergen en rivieren. Hij doorspekte zijn verhaal met gelach, dat steeds was voorzien van woorden als Geweldig, Prachtig, Schitterend. En telkens wanneer hij lachte, lachten Huimin en A-Gong ook. Luid.
‘O, het klinkt alsof je het geweldig hebt gehad. 't Is jammer dat we je niets te eten kunnen aanbieden, maar A-Gongs zuster zal nu wel gauw thuis komen en dan kunnen we -’
‘O nee, doe geen moeite. Ik kan toch niet lang blijven. Ik moet om vier uur terug zijn in mijn hotel voor een afspraak met iemand van de Exportcommissie voor Graanprodukten.’
‘Ach, wat jammer. Misschien kun je later nog eens terugkomen. Maar zeg eens, Shaolun, hoe gaat het met je moeder, mijn zuster? Gaat het goed met haar? Het is zo lang geleden.’ Haar stem begon te stokken, maar voordat de tranen konden komen begon Charles de hoorbare stevige klanken van zijn antwoord te spreiden, haar ademhaling overstemmend met zijn Uitstekend, Uitstekend, Ja Ja. Alles voor elkaar. Gezondheid goed, huis goed, kinderen goed. Denkt vaak aan je. Hoopt je hier nog eens te bezoeken.
En nu begon het tijd te worden om te vertrekken. Charles wilde al opstaan toen hem nog iets te binnen schoot. ‘Huimin, voordat ik wegga, Moeder wou zo graag iets horen over jullie broer, Yonggang. Hoe gaat het met hem?’
‘O, met Yonggang gaat het uitstekend!’ Haar stem klonk luider dan ooit. ‘Ze wonen nu in Chaozhou, weet je, een heel eind naar het zuiden, we hebben ze in geen jaren gezien. Maar Yonggang heeft daar een baan in een ziekenhuis, hij is arts, weet je!’ Terwijl ze sprak, werd Charles zich ervan bewust dat ze haar hand heel zachtjes op zijn arm had gelegd, aan de kant die was afgekeerd van de allesziende ogen van het kind, en nu met haar vingertoppen langs zijn pols tastte. ‘Hij heeft drie kinderen, weet je. De dochter studeert voor lerares -’ Haar vingertoppen hadden
Charles' hand nu bereikt en spoorden hem aan zijn handpalm te openen, wat hij deed onder het zeggen van Mooi Mooi O Blij Dat Te Horen. ‘Het middelste kind, de oudste jongen weet je, die is goed in wiskunde.’ Charles keek uit zijn ooghoeken terwijl ze met haar wijsvinger in de palm van zijn hand een Chinees schriftteken begon te tekenen. Luisterend en knikkend terwijl haar heldere toneelstem voortging met het gelukkige verhaal van Yonggangs kinderen, nam Charles de opeenvolgende streepjes waar die haar vinger in de palm van zijn hand trok. Een lange horizontale lijn, eronder een diagonaal naar links en daaronder weer een gehoekte lijn met een dwarsstreepje er tegenaan en tenslotte een stevige haal met een bocht in de rechter benedenhoek. Het schriftteken was ondubbelzinnig. Het luidde: ‘dood’.
Haar stem begon weer te beven op hetzelfde moment dat hij kippevel kreeg op zijn arm en hand. Ze bleef onzinnige dingen zeggen maar hij wist dat ze bijna niet meer kon. Trillend en wel tastte hij in de binnenzak van zijn jasje, trok er zijn pen uit te voorschijn en zei: ‘Hier, wacht, waarom schrijf je hun adres niet voor me op. Misschien krijg ik nog de gelegenheid om daarginds bij ze langs te gaan.’
Hij hield Huimin de pen voor maar het was het jongetje dat hem opmerkte. ‘Wat een prachtige pen is dat,’ zei hij.
En dat was het: een vergulde vulpen die hij cadeau had gekregen van een oude schoolvriend die nu een kopstuk was in de Taiwanese politiek.
‘Mag ik eens kijken? Mag ik ermee schrijven?’ A-Gong straalde nu, voor het eerst.