De Revisor. Jaargang 18(1991)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Chinese landschapspoëzie Tao Yuanming Na het drinken van wijn (7) De chrysanten zijn prachtig van tint in de herfst. Met dauw op mijn kleed pluk ik blaadjes van de bloem, Laat ze drijven op het troostrijke vocht, Om gedachten aan de wereld op een afstand te houden. Ik schenk mij een beker, ook al ben ik alleen, Als de kom leeg is kantelt de kruik als vanzelf. Bij 't vallen van de avond komt alle beweging tot rust, Terugkerende vogels vliegen tsjilpend naar het bos. Zelfvoldaan fluitend op de oostelijke veranda, Heb ik de zin van dit leven weer gevonden. Buiten wonen (2) Op het land komen niet veel mensen Het smalle pad ziet weinig verkeer De planken deur blijft dicht overdag Het kaal vertrek is zonder muizenis Nu en dan kom ik op het overwoekerd kronkelpad In het hoge gras iemand tegen; Dan spreken we over niets dan De stand van hennep en moerbei. Mijn hennep groeit met de dag Mijn akker wordt steeds wijder Als maar niet met de eerste vorst Alles als onkruid zal vergaan. [pagina 81] [p. 81] Antwoord aan adviseur Pang Vrienden zijn niet altijd oude bekenden Goede ontmoetingen tonen dit aan. Een vriend van me deelt mijn punten van aandacht, komt dikwijls bij mij m'n tuin inspecteren. Gesprekken gaan steeds over hoogstaande zaken We scheppen genoegen in boeken met wijsheid. Soms brengt een kruik wijn Ons dan nog meer plezier. Navolging (9) Ik heb moerbeibomen geplant langs de Yangzi, In de hoop op oogst na verloop van drie jaren; De scheuten begonnen al uit te lopen, Toen plotseling aarde en water verschoven. Takken met blad en al kraakten terneer, Wortels en stammen dreven naar zee; Voor de zijderupsen geen voedsel in het voorjaar, En geen mens kan zorgen voor kleding in de kou! Ik heb toentertijd niet op het hoogland geplant, Is er nu dan een reden voor spijt? Wang Wei Voor plaatsvervangend magistraat Zhang Ouderdom koestert slechts kalmte Wereldse zorgen laten het hart onberoerd Voor mezelf heb ik geen plan op termijn Behalve terugkeer naar het woud van weleer. De wind door de dennen blaast mijn gordel los Onder maanlicht in de bergen speel ik cither Je vraagt naar de reden van falen en sukses Een visserslied bereikt de oever van ver. Hertenkamp Leegte in de bergen, niemand te zien Toch hoor ik stemmen klinken. Neergaand zonlicht diep in het woud Weerkaatst op het groene mos. Bamboehut In het donkere bamboebos zit ik alleen Ik speel op de cither en fluit lang. Diep in het woud, geen mens weet ervan Komt de heldere maan mij beschijnen. Eendekroosvijver In de lente is de vijver diep en breed Ik wacht of het scheepje nog keert; Langzaam sluit het groene kroos aaneen De neerhangende wilgen vegen 't weer opzij. [pagina 82] [p. 82] Liu Zongyuan Een visser Een visser legt aan voor de nacht bij de westerklip Bij het gloren van de ochtend schept hij water en stookt een bamboevuur. Als de zon opkomt is de rook weg en is 'r niemand meer te zien Roeiriemen klinken slechts temidden van het groen. Hij kijkt in de verte op de rivier Boven de rotsen jagen wolken elkaar zorgeloos na. Sneeuw op de rivier Boven duizend heuvels vliegt geen vogel meer Op tienduizend paden zijn de voetsporen gewist. In een eenzame boot zit een grijsaard in regenkledij In z'n eentje te vissen in de sneeuw op de koude rivier. vertaald door Elly Hagenaar Vorige Volgende