De Revisor. Jaargang 18(1991)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] C.L. van Minnen Buitenwereld Gordijnen die de zomerwind openblaast, een lach van water, rookkringels om de lamp; zij houden voor ons voeling met de aarde. Buiten veroudert een lichtreclame, gekleurde bliksem. Regen polijst de straat tot spiegelglas en maakt er een kermis van. Wij vieren ons verdriet met luchtigheden, bitter en zoet: zo onafgebroken is nooit gefeest. De vloer wil in het gedrang beweging zien, en mengen wat elk ontbreekt. Ik sluit de achterdeur. De elementen zijn ons genadig geweest vanavond. Grootspraak Met stemverheffing bezigen zij een taal van naam. Het hoogste woord is te nederig voor hun geladenheid; dus dulden zij als beter behuisden geen nevenschikking. Niets rest je dan hun roep te beluisteren. Als zand dat zeewind vraagt om een duin te zijn, zo zal een zucht hun kaal depot verraden. Dit magazijn blijft onaangesproken. [pagina 71] [p. 71] Ongedeerd De lucht is haar een handschoen. In deze schelp en tweede huid, haar plooibaar ornaat van macht, staat zij te kijk. De kramp van afgedwongen onbalans geeft haar alsnog een houding. Ze roven maar (haar huiverig aangezicht verdeeld als klatergoud aan de menigten). Formules vangen bot, want taal noch teken hullen zich lenig als zij in nevels. Met koude vingers volgt zij van elke naad de loop en scherpt moedwillig de napijn aan. Zij heeft haar voetstuk al compleet, en zal straks heelhuids het ouderlijk huis verlaten. Leeftijd Laat zonlicht smijt de schaduwen van ons af, en waar ze vallen grijpt hen het onkruid aan. Herkenbaar slaan zij dit terras te barsten, gras tussen tegels en woekerplanten. Zo weinig harde stenen, ontleed door sap in kruipgang, en de aderen aan je slaap waaruit je leven wint dat langzaam uitput. Moeiteloos groeien zij tot symbolen, een geste naar de orde die voegen heelt. Het was voorzien: met eendere harteklop betreedt je jonge schim weer het plaveisel en redeneert zij de tijd aan stukken. Vorige Volgende