| |
| |
| |
Kort en Klein
Eeuwigheid
Uren gaan daar voor minuten door
Dat is toch zeker zonde van de tijd
zegt uitgerekend tante langzaam.
Wie achteraan hinkt, is zijn tijd ver vooruit.
Op zoek naar een eigen stem word ik schor.
Als de vuilniswagen is geweest, haal ik opgeruimd adem.
Kunst heeft de tijd mee.
Rondleiding: voor de grafplaat van Gerard Ter Borch in de Sint Michaëlskerk in Zwolle sta ik op de steen van Kistenmaker.
Cremeren te heet,
begraven te koud.
Ook de diepste zucht kan stopwoord zijn.
Spreekuur: je krijgt een rauwe keel van het luisteren.
Nachtegalen zijn niet zo onsterfelijk als we, met de dichter J.C. Bloem, wel gehoopt hebben.
Wie z'n verstand uiteindelijk wil laten beslissen, roept al in de beginfase van z'n denken de meest noodzakelijke vragen op.
| |
Evenwicht
De ronde stalen ring het woord
de vaste edelsteen het woord
Ras, bloed en bodem: gelukkig hebben we de laatste nu grondig vervuild.
Broek: na het ene been gaat het andere vanzelf.
Oneigenlijk gebruik: zeer, zeer oud gebruik.
Wie het leven als een klucht ziet, doet er niet nog eens een schepje bovenop.
Wie het leven ernstig neemt, wordt niet serieus genomen.
Vlak voor het water kookt, zie je de mooiste figuren. Wie verder gaat, bederft niet alleen de vis, maar ook het water.
| |
| |
Angelus Silesius: ‘Ich muß noch über Gott in eine Wüste ziehn.’ En in die woestijn schoot het ene prachtige vers na het andere op.
Wie een schrijver afmeet aan zijn slechtste boek, meet de toegeeflijkheid van zijn uitgever.
Wie een schrijver beoordeelt naar zijn beste boek, stelt Eckermann boven Goethe.
‘En God zag, dat het licht goed was’ - toen hij licht en duisternis had gescheiden. Zijn oog zag natuurlijk licht van dezelfde golflengte als dat van de mens, die hij immers een paar dagen later naar eigen beeld en gelijkenis zou scheppen. Maar we kunnen ons een god denken die een groter deel van het licht kan waarnemen, zó bij voorbeeld dat de kleinste golflengte niet ruim de helft is van de grootste, maar een kwart. Hij zal dan alle kleuren tweemaal zien, in twee etages boven elkaar, ongeveer zoals wij de tonen van twee octaven kunnen horen. En omdat wij bij een samengestelde klank van kleur spreken, zou die god een soort superkleur kunnen zien: iets wat zich tot kleur verhoudt zoals kleur zich verhoudt tot toonhoogte.
Als mannen samen kinderen zouden krijgen, zouden die voor de helft jongens zijn, voor een kwart meisjes, en voor de rest wezens met twee y-chromosomen. Is het al te seksistisch zo'n wezen aan te duiden met het woord superman, of hypoman?
Kunstenaars die zich iets voorstellen bij de supermens kunnen erop rekenen dat hun produkten in zijn ogen imbeciel zijn.
De kunst der supermensen kan nooit wat wezen: veel te ingewikkeld en oververfijnd.
Kunst van geesteszieken is vaak treffend, kunst van zwakzinnigen is altijd eender - net als kindertekeningen. De gemiddelde volwassene kan zelfs daar niet aan tippen.
Het ergste wat ons kan overkomen is het verlies van een kind - wat moeten onze vaderen, die maar de helft van hun kinderen tot volwassenheid zagen opgroeien, een ongelukkig leven hebben gehad!
‘Ein Lämplein verlosch in meinem Zelt’ schreef Rükkert toen zijn kinderen gestorven waren. Maar hij schreef het wel in het pikkedonker.
Wanneer wij geen zeventig, maar bij voorbeeld zevenduizend jaar oud zouden worden, zou de auto als vervoermiddel al in een vroeg stadium zijn verboden.
Misschien is het bovenstaande niet waar, want de oorlog is in alle samenlevingen getolereerd (en meer dan dat), ook wanneer het risico te sneuvelen zeer groot was. En net als de strijd tilt de deelname aan het snelverkeer ons op een hoger bewustzijnsniveau, vergeleken waarbij het gewone leven verbleekt. Het risico nemen we niet op de koop toe, het is een noodzakelijke voorwaarde. Wie nog geen kind heeft doodgereden, zal doorgaan tot het gebeurt - gemiddeld al na zo'n vijfduizend jaar.
We hebben er zoveel moeite mee dat het leven geen ander doel heeft dan de dood, dat we ons vasthouden aan de strohalm dat we de weg erheen zelf kunnen kiezen. We komen liever te vroeg met de eigen auto dan volgens dienstregeling met de trein.
J.C. Bloem: ‘Elke seconde Sterven op aarde Duizenden mensen.’ Toen Bloem dat schreef, zou de mensheid nog maar een week of twee te leven hebben. Inmiddels een week of drie. Is zo'n fout hinderlijk? Had Bloem geschreven: ‘Iedere stonde...’, dan was er geen fout, maar zijn gedicht had de grens van de bombast overschreden - niet hinderlijk, maar funest.
Binnen de EG bestaan grote verschillen in boekenprijzen, doordat boeken in veelgelezen talen door hun grote oplage nu eenmaal goedkoper kunnen zijn. Ter compensatie subsidieert Brussel vertalingen vanuit kleine naar grote taalgebieden. De boeken in de kleine taalgebieden worden op die manier dus, in verhouding, nog duurder dan ze al zijn.
Arme mensen subsidiëren rijke: alle belastingbetalers subsidiëren het Concertgebouworkest, zodat de
| |
| |
kaartjes voor de rijken net nog te betalen zijn.
Rijke mensen subsidiëren arme: doordat enkele tienduizenden mensen kapitaalkrachtig genoeg zijn om regelmatig boeken te kopen, verschijnen die boeken ook werkelijk, zodat enkele miljoenen mensen ze kunnen lenen uit de bibliotheek.
Bij buitenlandse boeken wacht ik op de pocketeditie, bij Nederlandse op de opheffing van de prijs. In het ene geval lees ik het best lopende boek, in het andere het deel van De Slegte.
Zoals bekend, is de Nederlander helemaal niet chauvinistisch. Zo is ongeveer de helft van zijn literaire lectuur geschreven in taalgebieden die 99,6% van de wereldbevolking herbergen.
De halvering van de gemiddelde oplage van dichtbundels gedurende de laatste vijftien jaar wordt wel verklaard door de explosieve stijging van het aantal uitleningen in de bibliotheken. Hoewel het in strijd lijkt met het feit dat de bundels waar het om gaat in de bibliotheken ontbreken, is het verband er wel degelijk. De bibliotheken hebben immers de boekhandels de wind uit de zeilen genomen, zodat ook hun aantal de laatste jaren sterk afneemt. En omdat een zichzelf respecterende boekhandel van elke door een serieuze uitgeverij op de markt gebrachte dichtbundel wel één exemplaar bestelt, vooral wanneer niet elk dubbeltje hoeft te worden omgedraaid, heeft de gratis leeshonger van het Nederlandse publiek, hoe anders ook gericht, het ‘Van dichten komt mij kleine baat’ alleen maar bevestigd.
De commerciële boekhandelaar koopt van zijn eigen geld dichtbundels die hij niet verkoopt; de idealistische bibliothecaris koopt van gemeenschapsgeld liever een elfde exemplaar van hetzelfde boek van Mien van 't Sant. Waarom? De boekhandelaar trekt publiek met een ruimere keus dan zijn concurrent, de bibliothecaris met een vergroting van de kans dat een veelgevraagd boek voor uitlening beschikbaar is. Resultaat: het publiek koopt Mien van 't Sant niet, want ze kunnen haar zo lenen. De boekhandelaar gaat failliet, de bibliothecaris krijgt, wegens grote toeloop, meer subsidie, en koopt nog een twaalfde Van 't Sant.
Er wordt veel gekankerd op de te publieksgerichte programmering van het Concertgebouworkest, maar het muzikale equivalent van Jan Wolkers, laat staan dat van Mien van 't Sant, zouden ze ons niet durven voorschotelen.
Mien van 't Sant valt onder het lage, Theo Loevendie (op cd) onder het hoge btw-tarief. Loevendie is dan ook geen einddoel van alfabetisering en leesbevordering.
Wanneer we erin zouden slagen zoveel te blijven lezen als we doen op ons tiende jaar, dan zou het lezen van hogerhand worden ontmoedigd.
De noodzaak zich steeds te vernieuwen, zoals alle grote kunstenaars die voelen, heeft bij Karel Appel de vorm aangenomen van een constante verjonging. Begonnen als een talentvolle academicus met volwassen onderwerpen als stillevens en modelstudies, vond hij in de Cobratijd zijn voornaamste inspiratiebron in kindertekeningen. Tekeningen zoals kinderen van omstreeks zes jaar ze maken natuurlijk, want dat zijn de mooiste. Maar omstreeks 1960, zijn beste tijd, lijkt hij juist voort te bouwen op de kunst der driejarigen: kleuruitbarstingen waarin toeval en opzet nog niet zijn te scheiden. Vervolgens werpt hij zich op baby's, in de vorm van plastic of celluloid poppen die op het doek worden geplakt. Moeten we uit de kwaliteit van Appels nog latere werk concluderen dat hij de reïncarnatie is van een minder met smaak gezegende? De beelden uit het hiervoormaals geven in ieder geval weinig reden terug te verlangen naar de andere wereld.
De kunstenaar die geen poging doet zich te vernieuwen, heeft er zich bij neergelegd dat hij geen groot kunstenaar is. Dat er tussen de nulde en de negende symfonie van Bruckner geen vernieuwing van betekenis te horen is, doet daar niets aan af: Bruckner vond Beethoven en Wagner grote kunstenaars, zichzelf niet.
In zijn achtste symfonie schrijft Bruckner harpen
| |
| |
voor. Is die bescheiden zelfvernieuwing er de oorzaak van dat de achtste iets minder mooi geworden is dan de andere negen?
De eerste maten van het vierde deel van Bruckners nulde symfonie zijn zo ongeveer het mooiste wat hij geschreven heeft. Was het de negende maar: dan was het bij die eerste maten gebleven.
Een oudere man houdt het niet zo lang meer vol: van Bruckners zevende, achtste en negende is de eerste helft duidelijk beter dan de tweede.
Een oudere man komt langzaam op gang: van Siegfried, Götterdämmerung en Parsifal mist het eerste bedrijf de spanning van wat erop volgt.
Wagner was een antisemiet. Is dat aan zijn opera's te merken? Ja: de goudsmedende nevelingen zijn natuurlijk joden, Alberich, de materialist in reincultuur, voorop. En is Kundry niet eigenlijk de wandelende jodin? Toch zou niemand op zulke ideeën komen als Wagner Über das Judenthum in der Musik niet had geschreven, niet op de titelpagina van Parsifal had laten vermelden dat de gekerstende jood Hermann Levy de première heeft gedirigeerd, geen citaat uit Mendelssohns Die Reformation(!) als leimotief had genomen.
Hoort ‘De zachtmoedige’ tot Dostojevski's werk? Wat een vraag, en tot zijn beste werk ook nog. Helaas is het een onderdeel van het Dagboek van een schrijver, dat virulent antisemitische passages bevat. Die passages zijn in de Nederlandse vertaling grotendeels gesupprimeerd door de redacteur van de Russische Bibliotheek, Charles B. Timmer. Wanneer diezelfde Timmer in Geld en goed bij Dostojevski beweert dat de romans en verhalen niet zo erg antisemitisch zijn en in een bepaalde optiek zelfs helemaal niet, dan rukt hij Dostojevski's bekendste novelle definitief uit het verband waarin de schrijver hem zelf heeft opgenomen.
Als antisemiet was Shakespeare ongenuanceerder dan Dostojevski. Shakespeare heeft dan ook nooit een jood ontmoet.
‘Hij zit op zijn troon. Hij ligt vadzig op zijn troon, de jodenbaron.’ Het is het begin van W.A. Paaps roman Jeanne Collette. Ondanks de bijzondere kwaliteiten van het boek (voor het eerst in het Nederlands gebruikt Paap de monologue intérieur) zal niemand een herdruk overwegen. Nog minder waarschijnlijk is het dat iemand een dergelijk boek nu zou schrijven. Hoe komt het dan dat Andrzej Wajda's De tijd van de grote verwachtingen door de Nederlandse bioscopen is vertoond zonder dat er een storm van protest opstak? Komt het doordat Wajda's antisemitisme door kan gaan voor anti-kapitalisme? Maar voor Paap geldt precies hetzelfde.
De jodenbaron uit Paaps sleutelroman was A.C. Wertheim, de bekende filantroop. Toen hij Jeanne Collette gelezen had, zei hij: ‘Wie is die Paap? Ik kan me niet herinneren dat ik iemand van die naam heb geholpen.’
Wertheim en Sarphati hebben in de tweede helft van de vorige eeuw, Amsterdams tijd van de grote verwachtingen, het meest aan die verwachtingen beantwoord. Naar allebei is een park genoemd waarvan het formaat hun stedebouwkundige verwachtingen alleen maar kan beschamen. Een gotspe.
Grote verwachtingen bestonden ook in de literatuur: ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid.’ Geen grote woorden: ‘lente en’ moet worden gelezen als drie lettergrepen. Vóór Mei was dat ongehoord.
Sinds 1889 moet een dichter van metrische poëzie kiezen: of aangeven dat de stomme e wel, of dat hij niet als lettergreep meetelt. In het ene geval verschijnen er merkwaardige trema's aan het begin van een woord, in het tweede apostroffen aan het eind - en metrische poëzie heeft toch al zoveel van die dingen.
Het alternatief vraagt iets van de lezer, en dus onvermijdelijk óók om misverstanden. Wanneer een dichter de stomme e voor een klinker altijd als lettergreep meetelt, of juist nooit, dan valt het nog mee: de lezer zal het gauw genoeg doorhebben. Maar neem de dichter die het octaaf van zijn sonnet begint met de regel
| |
| |
Hij giet de rijm op de aarde gelijk zout
en het sextet met
Onan, de zwager die zijn zaad verdierf
tegen de aarde, werd door God gedood.
Die vraagt wel veel van de lezer, wanneer die lezer voor de tweede keer bij het woord aarde is gekomen. De eerdere samentrekking wijst naar de derde en vierde, het metrische schema naar de vierde en vijfde lettergreep. Maar sinds Perk wijkt iedere serieuze dichter zo nu en dan van dat metrische schema af - zodat de lezer die aan het eind van de regel een lettergreep te kort komt, niets te verwijten is.
Een te grote bevolkingsaanwas leidt tot hongersnood - een nietszeggende bewering, want het is juist de hongersnood die ons doet vinden dat de bevolking te snel toeneemt. Ons - maar de paus is daar niet bij. Aan onze lieve heer is, naar diens eigen woorden, gedaan wat aan de minste van zijn broeders gedaan is. De paus heeft hem dus laten creperen - theologisch volkomen in orde.
Demografen hebben ons voorgerekend dat de wereldbevolking al in de tweeëntwintigste eeuw zal gaan afnemen, ook zonder milieurampen, en dat het daarna niet eens zo vreselijk lang meer zal duren voor de mens is uitgestorven. Verdriet dat ons meer dan de miljoenen die nog tijdens ons leven zullen verhongeren?
Babars moeder doodgeschoten door een jager - het afschieten van de laatste Afrikaanse olifant zal mij niet zó kunnen schokken.
Een van de mooiste boeken die er bestaan, ABC de Babar, is onder toezicht van de zoon van de auteur in deerlijk verminkte vorm herdrukt. Zelf heeft die zoon een in alle opzichten inferieur Babar's ABC gepubliceerd, en trouwens nog een heleboel andere olifantenboeken. Eerst het lijk van je vader kaalvreten en hem vervolgens vermoorden - kan dat?
De hoofdpersonen van kinderboeken hebben dezelfde leeftijd als hun lezers of een iets hogere. Toch zijn bijna alle lezers van Winnie-the-Pooh en The House at Pooh Corner ouder dan Christopher Robin. De hoofdpersoon kan dus alleen de beer zelf zijn.
Een beer is geel of bruin, met een plat gezicht en een rechte rug. De replica van de eerste teddybeer, die de firma Steiff (Knopf im Ohr) onlangs op de markt bracht, vond ik er dan ook onaannemelijk uitzien - tot ik met de eigenares de dierentuin bezocht: bijna wit, een spitse snuit, een bult tussen de schouders. Natura artis magistra - als de kunst nog in de kinderschoenen staat.
Voordat de oerknaltheorie werd geformuleerd geloofde iedereen in de oneindigheid van het heelal. Erna is men gaan inzien dat de nachtelijke duisternis er, net als die theorie, op duidt dat het gebied waar sterren staan begrensd is. Dat zal zo blijven wanneer de theorie verlaten wordt.
Als de wereld oneindig was, was hij onbewoonbaar.
In Soudes wereld zijn slater en neeuw de verschijningsvormen van H2O. De Nederlandse laterale w spreekt ze niet uit, en vervangt ze door een weinig verwarring stichtende combinatie. De eerste klank van veel woorden kan zonder bezwaar worden weggelaten. Ik noem haar Isoude.
Apel, appel, sappel: efficiënter kan het niet, vooral als je bedenkt dat de laatste de bron is van sap.
Sinaasappels zijn duurder dan sap, want je kunt ze niet indikken en later weer aanlengen.
In de dop gebrande pinda's zijn duurder, want het pellen kost minder dan het vervoer van de doppen.
In de dop gebrande pinda's zijn lekkerder. Zou dat ook gelden voor pindakaas?
Voor Engelssprekenden is pindakaas een soort boter. Zo vond ik in een Engels weerkundeboek het onweer behandeld onder het hoofd Storm.
| |
| |
Bij mijn oom en tante stonden boter en margarine op tafel, voor onder de kaas en de pindakaas.
Bij mijn overgrootouders gold: zuivel op zuivel is voor den duivel.
Mijn overgrootmoeder kon niet tegen de kaas, die ze haar hele leven maakte.
Ik schrijf om niet te hoeven lezen.
Je moet het leven geproefd hebben om te kunnen lezen. Voor schrijven is het een nadeel.
In ‘Iris’ gebruikt Jacques Perk het woord ontplook, de verleden tijd van een mij onbekend werkwoord. Van dat werkwoord geeft Van Dale alleen het voltooid deelwoord, ontploken, en beperkt het gebruik dan nog tot dichterlijke en heraldische sferen. Toen ik in een gedicht van Mallarmé het woord éployé tegenkwam, dat bij de beschrijving van roofvogels op of achter wapenschilden gebruikt wordt, wist ik dus hoe ik het moest vertalen. Dat Perk een ontploken waaier vertoont bevestigt niet zozeer de juistheid als wel de bruikbaarheid van het woord: iets volkomen onbekends kun je de lezer niet voorzetten, zelfs niet als je Mallarmé bent. Diens éployé ligt dan ook zo dicht bij het doodgewone déployé dat begrip, althans op dit punt, gewaarborgd is.
Zijn poëzie kan niet moeilijker, en niet simpeler.
De bouwkundige term pluiken (meanders) is helaas onbruikbaar. Wel brengt hij me op de onbepaalde wijs van ontplook en ontploken: ontpluiken.
Das Schwarze: het wit.
In de poëzie is het wit (drukkersterm) essentieel. Daardoor is het verleidelijk aan de taal der jagers twee andere betekenissen van dat woord te ontlenen: vet en roos (van een schietschijf), de ene al bruikbaarder dan de andere. Je moet je er alleen niet toe laten verleiden je hele gedicht uit dat soort taal op te trekken: het krijgt dan onvermijdelijk een humoristisch karakter. Zoals in Carmiggelts drukkersgedicht: ‘Zijn dood een kastlijnnieuwtje, nonparel.’
Leve het kastlijntje (drukkersterm voor gedachtenstreepje) - maar weg ermee als het de plaats inneemt van het haakje, het aanhalingsteken, het beletselteken...
Zetters halen niet alleen aan, maar ook af.
Rijmende dichters hechten af, volgens Achterberg. Staat stafrijm voor aanhechten?
Wat was een slechter idee, het gebruik van het stereotiepe stafrijm in de tekst, of dat van het alles etiketterende leimotief in de muziek? Couperus en Debussy hebben een en ander al lang geleden tot de grond toe afgebroken. Elk jaar moet, in vele landen, de ring opnieuw worden gesmeed, het Walhalla herbouwd.
Een halve week voor de Ring, een hele voor Licht - er komt een tijd dat we Wagner kernachtig zullen vinden.
Van Stockhausens Gesamtkunstwerk zal alleen de partituur overblijven - net als bij zijn grote voorbeeld. Het zal alleen niet zo lang duren.
Als Glass de Gluck van deze tijd is, dan is Stockhausen de Piccini.
Telkens wanneer de Europese muziek dreigde te verzinken in complexiteit, kwam de redding vanuit de opera, waar de muziek zich dan tijdelijk moest wegcijferen voor woord en handeling: Monteverdi, Gluck, Glass. Door toneel en orkestbak (in partituur en Festspielhaus) rigoureus te scheiden wist Wagner kool en geit te sparen.
Het derde bedrijf van Die Walküre is het acme van het genre. In Punch en The New Yorker verschijnt geen operacartoon of de horentjes zijn present.
Hij bleef met zijn hoorn aan de hemel haken.
Multatuli zou de stelling van Pythagoras opnieuw bewijzen. Ik durf ook niks.
| |
| |
Leopold hield zich voor dat hij meer moest durven. Maar hij had het wel tegen Leopold.
De stijl van Schmidt-Degeners ‘Herinnering aan Leopold’ kan niet anders dan opgeschroefd heten. Juist die geforceerdheid strookt met de bewondering die uit de inhoud spreekt.
De stem van Roland Holst zwol van bewondering voor zichzelf.
Henriëtte Roland Holst. Augusta Peaux. Hélène Swarth. Marie Boddaert. Het zijn de vier beste Hollandse dichteressen, de levenden niet te na gesproken. Hun werk is nooit verzameld.
In Een daad van eenvoudige rechtvaardigheid breekt Kloos een lans voor de achttiende-eeuwse dichteres Juliana de Lannoy. Van zijn boek kennen we de titel nog.
In welk museum is werk van Henriette Ronner te zien? In het Katten Kabinet.
Sorella is misschien wel onze beste schilderes. De Amsterdamse Joffers, onder wie haar zuster Lizzy Ansingh (sorella = zusje), weerden haar uit de gelederen. Door een kleine afwijking aan haar lichaam bleef haar huwelijk blank. Haar man, Bart Peizel, zelf tamelijk succesvol maar inmiddels vergeten, hield het linnen voor zichzelf en liet haar werken op karton. Stof dus voor biografieën, romans, films en televisieprogramma's - maar zelfs haar schilderijen zijn nergens te bekennen.
Virginia Woolf, Camille Claudel, Fanny Mendelssohn, Paula Modersohn - de Nederlandse feministen geven geen reden tot chauvinisme.
‘Sinterklaas is jarig’ - wat wij onze kinderen al niet op de mouw spelden! De bisschop van Myra is immers op 6 december gestórven.
Barbertje werd ingezouten - een herinnering aan Sinterklaasverhalen?
In Der Struwwelpeter doopt Nikolaus de kinderen die zich aan rassendiscriminatie schuldig hebben gemaakt in een inktpot. Zelf is hij verkleed als Turk. Omdat Myra in Turkije is komen te liggen?
Piet is zo zwart als een Turk.
Als dit een kinderboek was, dan moest de bovenstaande zin eruit.
Op Urk kwam ik een loods binnen waar mensen schol stonden te fileren. Of ik ook vis kon kopen, vroeg ik er een. Hij keek niet op of om. Stukloon.
Een vertaler die per woord betaald krijgt, neemt geen tijd om na te denken.
Wie dicht, denkt niet.
Wie steeds denkt: hoeveel zout moet hierin? laat alles aanbranden.
Men gebruike bij een nieuwe pan stoofpeertjes het vocht van de vorige.
Het verstand op nul en de blik telkens verder.
Wat doe ik daar in de verte?
Ik haal me nog wel in. En anders jij wel.
Zul je me nog zien staan, over de horizon?
Als ik er niet meer ben, bedenk dan dat er zonder mij niets was geweest.
Geen zin zonder gever.
Een gedicht zonder lezer is net zo min van deze wereld als een gedicht zonder dichter.
‘De dwaas zegt in zijn hart: Daar is geen God.’ Die consequentie moet de zinzoeker aanvaarden.
De dichter die zin geeft, treedt op als lezer. De lezer kruipt in de huid van de dichter.
| |
| |
Geen god, geen zin. Zoveel goden, zoveel zinnen.
De huid van de dichter is menigvuldig als de voorhuid van Jezus.
‘O Haupt voll Blut und Wunden’ - door de schuld van Kagel (Sankt Bach Passion) moet ik daarbij steeds aan een desastreuze oogoperatie denken. Bah!
Bach mocht het verband pas na een week afdoen. De chirurg was toen al een heel eind op weg naar Händel.
Ook uit het achttiende-eeuwse rariteitenkabinet: de homeopathie. Blind kun je er niet van worden - je bent het al.
Neem mij mijn geloof niet af! - vanwege de gard, of alleen vanwege de koek?
Ach, zat ik maar weer in de zak.
De poëzie van Sinterklaas en het proza van God - geen veelbelovende combinatie. Toch zijn Bachs cantates het mooiste geworden wat er bestaat.
Een Bachcantate die je voor het eerst hoort valt tegen. Vandaar dat ze altijd maar weer dezelfde spelen.
Händels muziek verveelt snel. Maar Händel heeft zich niet kunnen voorstellen dat het ooit zover zou komen.
Heeft Bach geweten dat zijn muziek nooit verveelt? Dat hij vaak op ouder werk teruggreep hóéft geen gemakzucht te zijn.
De zin die Bach geeft: zur Gemuths Ergezung.
Met de restrictie: denen Liebhabern, und besonders denen Kennern von dergleichen Arbeit.
Klassieke Indiase muziek heeft voor mij geen zin - ik hoor het verschil met populaire niet eens.
Een liefhebber, ja een kenner van het leven? Die kan het zonder god niet stellen.
Ik wil steeds iets dergelijks. Iets anders zou mijn zinnen niet kunnen verzetten.
Waarmerk van het nieuwe: dat ik het zal miskennen. Ik ben immers geen kenner van dergelijk werk.
Karel van het Reve beweert, dat het zijn-tijd-vooruitzijn niets te maken heeft met eeuwigheidswaarde. Hij heeft gelijk, hoewel hij bedoelt: blijf nou maar altijd dezelfde soort dingen maken, dan hoef ik me niet in te spannen.
Hij is zijn tijd vooruit door de rest af te remmen.
Hij wil voor nieuwlichter doorgaan. Hij volgt de voorlaatste in plaats van de laatste mode.
Hij zegt: alles is al gedaan. Hij kan nu nog niet weten wat hij morgen maakt.
Dat Strawinsky zich op zijn oude dag volledig vernieuwd heeft, is een wonder. Stockhausen voorziet dat hém dat voor de voltooiing van Licht nog meermalen zal overkomen. Wonder boven wonder. Baas boven baas.
Jaloerse collega's wenden zich af - het eerste teken van iets werkelijk nieuws.
Mahler geldt niet als vernieuwer. Debussy wel. Toch verguisden ze elkaars werk. Die Debussy is niet te onderschatten!
Een confrontatie met de dood - dat is de indruk die Debussy's Études achterlaten. Als ik niets van Debussy's leven wist, zou ik dat dan ook schrijven, of zelfs vinden?
Gorter is de eerste dichter die de betekenissen van woorden als losse accenten gebruikte, zonder functie in de context. Hij lijkt daarin op zijn tijdgenoot Debussy, die hetzelfde deed met akkoorden.
Gorter, 1891: ‘in malingen de bochtpenseelde lucht’ - kan hij toen al iets van Van Gogh hebben gezien?
| |
| |
De sonnetten van Gorter lijken naar niets, en Van Gogh kon geen mensen tekenen.
Hou op, je hebt geen talent - wie dat nooit gehoord heeft, dúrft zeker niet tegen zichzelf.
Ga door, je moet ervan leven - daar hebben dichters gelukkig geen last van.
Sibelius kreeg een staatspensioen, en hing zijn lier aan de wilgen. Wijze Finnen!
Sibelius wist van ophouden. Soms vraag je je zelfs af of er iets aan je plaat mankeert.
Willem Pijper dacht dat de grammofoonplaat het muziekleven niet diepgaand zou beïnvloeden. Ook meende hij dat Wagners opera's op den duur van het repertoire zouden verdwijnen. Zou hij in het tweede gelijk hebben gekregen als zijn eerste voorspelling was uitgekomen?
Wie de eerste symfonie van Vermeulen met die van Pijper vergelijkt, zal niet kunnen geloven dat Pijper lange tijd als dé nieuwlichter gold.
Eschers muziek wordt vaker gespeeld dan die van Vermeulen - misschien omdat Vermeulen al in eerste instantie alleen maar op Vermeulen lijkt?
Gödel, Escher, Bach. Jammer, de oom.
Wie veel prei en knolselderij in de soep doet en maar weinig erwten, krijgt toch erwtensoep.
Wat in Nederland hamschijf heet en in de erwtensoep gaat, heet in België hammetje en wordt in witte wijn gestoofd. Beide gerechten zijn heerlijk.
Of zijn er twee culturen, een Vlaamse en een Waalse? Paling in 't groen is heel wat anders dan paling in gelei. Hollanders houden het bij stoofaal.
Dat Nederlanders en Vlamingen wel, en Vlamingen en Walen geen gemeenschappelijke cultuur zouden hebben wijst op een gezichtskring zonder gezicht, gehoor, reuk, smaak en gevoel.
In den beginne was het woord, en we zijn nog geen stap verder.
Ik koop geen boek van een Vlaamse uitgever, want mijn boekhandel heeft het niet, want het is onverkoopbaar, want Vlaamse uitgevers geven alleen uit wat Nederlandse te licht bevinden, want de auteurs geven liever in Nederland uit, want ik koop geen boek van een Vlaamse uitgever. De vicieuze cirkel is funest voor mijn redenering - en voor de Vlaamse uitgeverij.
Nederlandse literaire prijzen en subsidies vallen ook wel eens toe aan Vlaamse auteurs. Andersom niet. De Vlaamse boterham is aan twee kanten gesmeerd.
Vlaamse auteurs krijgen geen Nederlands leengeld; Vlaams leengeld bestaat niet. Een boterham met tevredenheid.
Tot voor kort bestond er een evenwicht tussen prozaen poëzieprijzen. Met de komst van de Geertjan Lubberhuizen- en de ako Literatuur Prijs is de balans doorgeslagen aan de prozaïsche kant. Zelfs als ze voor Sinterklaas spelen staan uitgever en boekhandelaar bij de Mammon op de kalender.
Een dichter in de jury van de ako, een uitgever in die van de Anton Wachterprijs - het ene getuigt van wel heel weinig, het andere van wel heel veel zelfrespect.
De Anton Wachterprijs wordt gegeven aan een debuut in de geest van Vestdijk. Totnogtoe is daarbij vergeten dat Vestdijks eigen debuut een dichtbundel was.
Jan Kuijper
|
|