Klassieke essays I
Over vriendschap van Montaigne
Inleiding
Lijkt het maar zo of is het essay de laatste tijd inderdaad een beetje in de mode? Wanneer je afgaat op de populariteit die het genre schijnt te genieten in de betere dag- en weekbladen, moet je wel in de verleiding komen te denken dat het een opbloei beleeft: het ene blad schrijft een jaarlijkse essayprijsvraag uit, het andere adverteert met speciale ‘essaybijlagen’, een grote boekenclub doet zijn vette duit in het zakje met een speciale essayprijs, en in alle weekendbijlagen verschijnen steeds meer uitgebreide beschouwingen als schaamlapje voor de extra advertentiepagina's.
Gaat het dus goed met de essayistiek, het stiefkindje onder de literaire genres? Dat valt nog te bezien. Wat met een zekere gretigheid ‘essay’ genoemd wordt, is dikwijls niet meer dan opgepoetste journalistiek. En wat de belangstelling van de lezers betreft: van die schijnbare populariteit van het genre blijkt niet zoveel over te blijven wanneer er essays in boekvorm verschijnen. De uitzonderingen zijn er, zoals gebruikelijk, om de regel te bevestigen dat essaybundels doorgaans winkeldochters zijn.
Je kunt ter verklaring daarvan natuurlijk zeggen dat er maar weinig goede essayisten zijn, maar veel voordehandliggender is de veronderstelling dat het genre domweg weinig liefhebbers heeft: de meeste mensen lezen nu eenmaal liever verhalen. En als ze al voor non-fictie kiezen, dan liefst non-fictie met een zo hoog mogelijk informatief gehalte: - dus geen essays.
Daarom zijn uitgevers er ook niet dol op. Natuurlijk zullen ze zonder morren een essaybundel uitgeven van een auteur die zijn sporen in de fictie al heeft verdiend. En zelfs dat is niet altijd nodig. Gelukkig verschijnen er nog aardig wat essaybundels, al gaat dat meestal niet zonder subsidie. Want commercieel valt er weinig plezier aan te beleven.
En als ze met essays van eigen bodem al zo moeten calculeren, dan kun je er wel donder op zeggen dat de meeste uitgevers het idee om essays in vertaling te brengen koesteren als een marathonloper de gedachte aan eksterogen. Vandaar dat uit de rijke traditie van dit genre verhoudingsgewijs maar weinig is vertaald, terwijl het toch geen geringe rol speelt in de literatuur, en in de discussies over kunst, cultuur en politiek. Het essay is even invloedrijk - denk aan Ter Braak - als impopulair - kijk naar de oplagen van zijn boeken. Het is de Assepoester onder de literaire genres.
De verhalen van Edgar Allan Poe worden nog steeds gelezen en vertaald, maar waar blijven de vertalingen van zijn essays? Hetzelfde geldt voor Thomas Mann: van zijn fictie is vrijwel alles vertaald - van zijn essays vrijwel niets. Enzovoort: waar blijft een Nederlandse vertaling van essays van Montaigne, van Coleridge, van Walter Benjamin of Hermann Broch, van Valéry of Bachelard - om er maar een paar te noemen? Zeker - er verschijnt gelukkig wel eens iets, hier en daar, incidenteel, maar er is veel dat buiten het bereik van de Nederlandse lezer blijft.
Daarom beginnen we met ingang van dit nummer, naast de essays van eigen bodem, met een doorlopende reeks van vertaalde essays uit de wereldliteratuur. Essays die, voor zover ze al niet ‘klassiek’ genoemd kunnen worden, toch in elk geval glanzende staaltjes zijn van een literair genre dat de gedachten prikkelt en niet minder leesplezier verschaft dan welk ander proza ook. Essays waarvan je je afvraagt hoe het mogelijk is dat ze tot dusver nooit vertaald zijn. Of die zo lang geleden zijn vertaald, dat die vertalingen inmiddels nergens meer te vinden zijn, en waarvan een nieuwe vertaling geen overbodige luxe genoemd kan worden.