houding aan van iemand die uitkijkt naar degene met wie hij een afspraak heeft en die tot zijn verbazing nog niet is komen opdagen. Ik zag Oliver Reynolds staan en schuchter schoven we naar elkaar toe en we noemden onze namen. Geen blijken van herkenning dit keer.
Hoe gaat zoiets verder? Je bekijkt een gedicht van elkaar, daar ben je tenslotte voor gekomen, je vertelt elkaar wat over je poëzie, zo goed en zo kwaad als dat gaat, en voor je het weet zit je elkaar je leven te vertellen. Hij zeker: zijn gedichten waren sterk autobiografisch. Hij vertelde me over zijn geboortestad Cardiff, over de tijd dat hij er woonde en werkte, en misschien dat ik toen al iets in die relatie met een stad herkende, dat ik toen al besloot zijn gedichten te vertalen.
Oliver Reynolds is geboren in 1957 te Cardiff. Zijn vader werkte in een groot warenhuis op de afdeling overhemden en dassen. Zijn moeder zorgde voor de opvoeding van de kinderen: drie jongens, een meisje; daarna werkte zij part-time in een tandheelkundige kliniek. Oliver ging tot hij achttien was naar school in Cardiff en werkte in dezelfde plaats een jaar in een psychiatrische inrichting. Geen medisch of ander gespecialiseerd werk: hij verzamelde het afval en vernietigde het in speciale verbrandingsovens. Op twintigjarige leeftijd ging hij naar de universiteit van Hull, waar hij drie jaar ‘drama’ studeerde. Eerst wilde hij toneelspeler worden, maar al snel schreef hij zelf enkele korte stukken. Oliver Reynolds vertelde dat hij éénmaal Philip Larkin gezien heeft. Merkwaardig detail: ‘he was wearing yellow socks.’
Hij verliet Hull met een graad, woonde een maand of wat in Londen en keerde toen naar Cardiff terug. Af en toe werkte hij voor het theater, schreef een stuk voor opvoering in pubs, bewerkte Sindbad voor poppen, The Snow Queen voor een pantomime en leefde voorts van een uitkering. Met het geld van een van zijn stukken woonde hij enige maanden in West-Wales en schreef daar twee derde van ‘a very bad novel’ zoals hij nu zelf oordeelt. Terug in Cardiff begon hij poëzie te schrijven.
In één maand, half september tot half oktober 1985, won hij de Arvon Poetry Prize voor de cyclus ‘Rorschach Writing’, kwam zijn eerste bundel Skevingtons Daughter uit bij Faber and Faber en kreeg hij een baan als Writer in Residence in Cambridge. In 1987 verscheen de bundel The Player Queen's Wife, die opende met het bekroonde ‘Rorschach Writing’ dat hierna, tezamen met nog enige gedichten uit dezelfde bundel, in vertaling volgt. In 1988 werd hij Writer in Residence in Glasgow.
De wapens van deze dichter zijn zijn taal, zijn ironie en zijn gevoelens van liefde en medelijden. Tal van details uit zijn biografie komen terug in zijn gedichten. Een bescheiden man tegenover zijn vak en zijn eigen kunnen. Een poëzie die gemakkelijk lijkt maar waarin vele poëtische adders het gras bevolken. Nog niet ‘very famous in Russia’, ook niet elders, maar dat ligt meer aan zijn leeftijd.
Tomas Lieske