Kreek Daey Ouwens
Opa van glas
I
Mijn opa zit aan tafel, elke ochtend, gebogen over zijn bord. Hij drinkt zijn koffie met het losgeklopte ei. Hij loopt in de tuin heen en weer, stijf, hij beweegt zich alsof hij op glad ijs loopt, hij staat naast het huis bij de lantaarn en kijkt naar de berg, hij heeft zijn gewoonten waaraan hij zich nooit onttrekt, het lopen, het kijken, het zwijgen, hij is betrouwbaar.
het springt in zijn hart,
en gaat op zoek naar plaatsen
Het gaat op zoek naar woorden.
Mijn moeder is zijn moeder. Ze kleedt hem aan. De broek het laatst. Met moeite stroopt ze de pijpen over de lange verfrommelde onderbroek. Dat gaat haar altijd slecht af.