Neil van der Linden
‘King Arthur’, semi-opera
King Arthur is een ‘semi-opera’, een typisch Engelse theatervorm uit de 17e eeuw. Een semi-opera is eigenlijk een toneelstuk, onderbroken door operaachtige muzikale gedeelten met aria's en koren.
De toneeltekst van King Arthur is van de hand van John Dryden (1631-1700), evenals de tekst van de muzikale gedeelten. De muziek is van Henry Purcell. Dryden heeft een geheel eigen King Arthur-verhaal geschreven, dat in niets lijkt op de middeleeuwse Arthur-sage. Figuren als Lancelot en Guinevere komen niet voor: de mogelijke vergelijking tussen Guinevere en Mary zou trouwens genant geweest zijn. Alleen de rol van Merlin vertoont enige overeenkomst met de Merlijn uit de oorspronkelijke sage. Geen van deze personages komt in de muzikale gedeelten voor.
In het toneelgedeelte van de semi-opera ligt het bijzondere en het moeilijke van het genre. De toneeltekst vereist de inzet van geschoolde acteurs, terwijl de muzikale gedeelten hoge zangtechnische eisen stellen. Enerzijds wordt een probleem voorkomen doordat in veel semi-opera's de rollen van het gesproken gedeelte geen aandeel hebben in het muzikale deel, anderzijds wordt hierdoor een extra probleem geschapen, want opvoering vereist een dubbele bezetting, acteurs én zangers, hetgeen zijn invloed heeft op de begroting.
King Arthur deelt met overige semi-opera's het lot dat ze hoogst zelden als theatervoorstelling compleet met integrale tekst worden uitgevoerd. Ongetwijfeld hangt dit samen met het tweeslachtig karakter van de semi-opera.
Semi-opera's zijn bedoeld als spektakelstukken waarin technisch zeer geavanceerde toneelmachinerieën voor indrukwekkende effecten moesten zorgen.
Na zijn terugkeer in Engeland (1665) combineerde Charles II de ‘Masque’ en het toneel, verworvenheden van de voormalige Engelse theatertraditie, met wat hij tijdens zijn ballingschap in Frankrijk aan het hof van Louis XIV had gezien, de ‘comédies-ballets’ als Le Bourgeois Gentilhomme en Psyche van Molière/Lully en Le Malade Imaginaire van Molière/Charpentier.
De gesproken tekst van een semi-opera vormt een doorlopend toneelstuk, de muziek bestaat uit balletinterludes, losse liederen, kleine afzonderlijke scènes en ‘Masques’: grotere aaneengesloten scènische muziekstukken, allegorisch van karakter, meestal zonder een duidelijke plot. De teksten van de gezongen gedeelten houden meestal maar zijdelings verband met de tekst van het toneelgedeelte.
De zelfstandige gezongen passages kunnen desalniettemin een grote dramatische kracht hebben. De beroemde ‘Frost-scène’ (inmiddels bijna net zo vaak ge- en misbruikt in theatervoorstellingen en televisiedocumentaires als Satie en Purcells ‘When I am laid in earth’ uit Dido and Aeneas, onder meer achtereenvolgens in befaamde ensceneringen door Franz Marijnen, Roberto Ciulli en Krisztina de Chatel) vormt een klein afgerond dramaatje (dat tegelijk allegorisch verbeeldt wat in het hoofddrama plaatsheeft).
Muziek, toneel en spektakel hadden gelijke aandelen; de semi-opera is tweeslachtig. Hierdoor heeft het genre waarschijnlijk maar een beperkte levensduur gehad, al schreef een tijdgenoot toen: ‘De ervaring heeft ons geleerd dat onze Engelse geest het voortdurend zingen niet waardeert. Wanneer de oren van onze Engelse landgenoten tevreden gesteld worden