Begint het plafond al naar beneden te komen? Nee, nog niet. Maar dat zal echt niet lang meer duren. 't Is een kwestie van tijd.
Nog lijkt hem dat niet het belangrijkste. Er is iets anders waar hij telkens weer naar moet kijken:
Die boog.
Ja, ik zie het wel zegt hij alsof iemand hem heeft gevraagd om op te letten. Het is die eeuwig langsglijdende boog, en hij staat aan het vensterglas als het ware gekluisterd.
De donkere boog blijft stromen. Ontdaan staart hij ernaar. Het vage oppervlak glijdt door de sneeuwnacht, kent geen einde, houdt niet stil, heeft geen begin. De man die toekijkt voelt zijn ogen eraan verkleven.
Hier komt-ie gebogen binnendraaien probeert hij dan onder de druk van zijn eenzaamheid en inspanning te zeggen. Het is een herinnering aan vroeger - nu is het alleen nog maar een plooi in zijn tong.
Och nee zegt hij gauw, nu niet meer. De boog verandert nog geen greintje. De boog stroomt haastig voorbij.
Wij luisteren zeggen de sterretjes op het dak, eentonig en zinloos. Maar ze zijn wel de Dood.
Meteen moet hij zich van de rivierboog losrukken om voor zijn leven te vechten.
Spelen! roept hij hoewel het nog niet opgehouden was, maar integendeel uit alle macht speelt.
Het huis staat door tonen op springen. Verlaten staat het erbij, als een vergeten speeldoos.
Daar had je het:
Met een schok kwam de muur een eind naar beneden. De eenzame man zag het met zijn flets wordende ogen. Die sperden zich open.
Buiten waren de sterretjes nu talrijk genoeg geworden, en nu begaven de balken het een klein stukje.
Wij luisteren zeggen de sterretjes. Ze luisteren aandachtig en intussen komen er steeds meer afgedaald.
Dan wordt er ook van diep uit de kamer vandaan harder geroepen. Dat is de muziek en de vraag om muziek - hij weet alleen niet hoe dat is gekomen. Het botst. De ene helft roept: Spelen! Spelen!
Wij spelen de hele tijd antwoordt de muziek.
Niet genoeg. Meer spelen!
Wij spelen toch steeds maar antwoordt de muziek radeloos. Maar we hebben de tonen niet meer.
Daar luistert Gene Zijde niet naar: Waarom spelen jullie niet zoals je moet?
Hij krijgt ten antwoord:
De scharen zijn aan de gang geweest met knippen.
Ja nou. De scharen. Hij denkt geschrokken aan de scharen. Weet niet wat dat zijn.
Onderwijl sneeuwt het. Vederlicht vleien de sterretjes zich neer. Wij luisteren zeggen ze verlammend eentonig. Een zuigend luisteren. Alles gaat naar hem in de kamer toe, al wat verbrijzelen, vermalen en opzuigen kan. De versterkende strengen die ééns hierheen liepen zijn stuk voor stuk doorgeknipt. Waar zitten die verborgen scharen? Wat hij weet is heel beperkt. Maar hij houdt het uit.
Spelen! commandeert hij in de ban van zijn bewusteloosheid.
Wij spelen zo dat het huis erdoor op springen staat antwoordt de muziek.
Buiten loopt die donkere boog. De man tuurt er vanuit zijn ingesneeuwde huis naar. Hij kan nooit mee. Nu is de kamer wéér kleiner geworden. Het plafond is dichterbij gekomen. Op hun zuigende manier luisteren de sterretjes het merg uit hem. Hij voelt het gebeuren.
Er moet iets gedaan worden! denkt hij.
Maar vóór dat is gedacht knippen de scharen het al af. Al die duizenden strengen die hij had, waar zijn die gebleven? De scharen staan buiten voor de deur te knippen. Hij wroet tussen afgeknipte eindjes.
Ik wil niet denkt hij.
Hij begint namen af te roepen die heel erg veel vreugde of heel erg veel verdriet betekend zouden kunnen hebben.
Afgeknipt wordt er gemeld. Gewoon een klein klikje, dat afgeknipt-afgeknipt betekent.
Eens waren er veel belangrijke dingen! Ik moet ermee in verbinding komen.
Afgeknipt wordt er gemeld.
Gebeurtenissen, grote en kleine, talloze: afgeknipt. Het waren korte gebeurtenissen, nou en of. Iets dat voorbij ging en na een poosje weg was - zoals de regen van een opgeheven voorhoofd verdampt.
Hij neemt een stuk van zichzelf voor meer muziek. Ziet niet langer in wat muziek is en wat hijzelf. De scharen zijn aan de gang geweest. Een wirwar van