De Revisor. Jaargang 17(1990)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Leonard Nolens Harmonie der sferen Door het traliewerk der jaloezieën kotst de volle maan Mijn kamer onder, braaksel gutst tot op het bed. Ik lig er brandend als een oog dat nooit meer dicht kan, Een kleine plas vlees, een wees ter grootte van een oor. Beneden knallen jongelui door de garageboxen, stallen Gillend hun vernikkelde geslachtsdelen in een schoot Van baksteen, smijten ruiten in en ratelen met luiken Om de nacht te pesten en de buurt, de godganse wereld. Nadien het treiterend gedruppel van seconden In de zinken goten. Dippedie. Dippedie. Dap. En diep Daarginder in de zwartgeblakerde en uitgestorven tuinen De jankende onzichtbaarheid van krolse katten. Sinds ik hier woon verzend ik lange brieven Naar mijn vorig huis. Ik kon er slapen, waken, stil En donker was het daar, als in de ritmisch en redderig Lokkende leegte van ongeschreven gedichten. [pagina 25] [p. 25] Melancholie Geleerden hebben recepten gevonden Om je seconde te koken, ze noemen je Stovende lever, bradende milt, Ziedende gal van de melancholie. En dankbaar zit ik aan tafel, word wat ik eet En weet hoe ik heet, en neem en noem De lauwe minuten bij hun naam. Ik noem je vandaag het volwassen verdriet Van ongeborenen, zij die verdwalen Met de plattegrond op zak van Alexandrië. Ik noem je ook de Florentijnse pijn Van onze meetzucht naar het mateloze, Napoleontisch besef van onze leegte Met wetten en legers in kaart gebracht. Ik noem je doina, dueñde, saudade, het smartelijk Zwarte, ik noem je de analfabetische snik Van de geschiedenis, de hik Die duurt, de hoop die om de eeuw Van tanden wisselt, schrik Van twee, twee dode dode ogen Die zichzelf niet onder ogen krijgen. Melancholie, Je hebt een gat in mij gemaakt. Ik dicht het vaak met slaap, geduld en haat Tot het weer opengaat voor lang, Vriendin, En ik van jou weer bang aaneenhang, Tang. Vorige Volgende