De Revisor. Jaargang 17(1990)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] Toon Tellegen · ‘Ik wil niet dat er iets eeuwigs is, een paradijs, hemelse velden...!’ en iemand roept mij na: ‘Maar dat zie je verkeerd!’ Het regent, het giet en ik roep terug: ‘Natuurlijk zie ik dat verkeerd, ik wil dat ook verkeerd zien, ik wil alles verkeerd zien, alles!’ En daar is de tram, daar zijn de beroemde hollende mensen in het grijs, daar is de nacht. · Alles stroomt, maar eigenlijk valt alles in stukken uiteen, alles wat is, elk stuk in duizend stukken, telkens weer, tot we oud zijn en wegwaaien en onszelf vergeten, of jong zijn en breken als een kruik van aardewerk - hoe mooi zijn wij beschilderd... goden achtervolgen goden om ons heen... Met moeite hield Heraclitus die gedachte tegen. Maar zijn blik was donker en de zon ging onder, gleed over cypressen, wijnstokken, kraaien, gleed de heuvels op. [pagina 61] [p. 61] · De een is dompteur, de ander leeuw, maar zij weten nooit wie de een is of wie de ander, en soms brullen zij door elkaar, zacht en onvervaarlijk, wassen hun klauwen in onschuld, couperen hun manen en op een dag vragen zij elkaar - zij passeren juist een savanne, lopen heel langzaam, de zon staat op zijn hoogst - hoe lang kan iemand onkwetsbaar zijn, hoe lang zachtzinnig? Dan vlijen zij zich neer in het hoge gras en verscheuren elkaar, onder het oog van mieren, torren. Hun laatste krachten Velden met spreeuwen, eiken - en daartussendoor iemand hijgend, distels ontwijkend, achtervolgd door een ander die roept: ‘Waarom zou je mij ontlopen?’ ‘Ik weet het niet!’ Voorbij de velden zijn gazons, feesten, lange tafels, huizen daarachter met balkons en in hun slaapkamers duisternis en gekus - en iemand die nagaat of hij niets mist, juwelen, een mes, de hemel betrekt, rivieren treden buiten oevers, grind knerpt waar niemand loopt, een rode gloed tussen de wolken, een vlammend handje grijpt ons beet. Vorige Volgende