| |
| |
| |
Koos Geerds
Georgica V. - De tuin
Over de tuin, het kleinste arbeidsveld,
het meest verwaarloosde, dit laatste lied.
Men onderscheide van de aanvang af drie zones:
die vlak om huis, de omloop van de woning;
het overgangsgebied, veelzijdig uit z'n aard;
tenslotte op de grens de strook langs de landouwen.
Om met de laatste te beginnen - want hof en woning
zijn een partje van het erfgoed dat men wereld heet,
waarin naast mens en dier en plant de sterren,
regen en wind, sneeuw, zon en maanlicht delen
in de gunsten en gestrengheid van de hemel -:
doordrongen van de tijdelijkheid der dingen,
verspilt geen mens geld en vergeefse moeite
door tegen grondsoort, weersomstandigheden en traditie
in te gaan. De geest van het omliggend landschap
bewone ook uw tuin, probeer zijn genius te begrijpen
en pas uw plan aan de omgeving aan: de schaal, de sfeer
en de gesteldheid van haar bodem dringen door
tot in uw huis. Zinloos is het links een vallei
of rechts een beek te corrigeren; rond bonestaken
zaait men immers ook geen bed vol schrille kleuren
of opdringerig loof? Dat zou oog en vruchten hinderen.
Plant op het grensvlak slechts inheemse flora
en leg de nadruk op het uitzicht uit de tuin,
zowel als op de aansluitmooglijkheden van de landerijen.
De hof maakt anders een geïsoleerde, plompverloren
indruk in het wijde veld - behoud van welks karakter
bij u voorop moet staan. Een vegetatiekader om het uitzicht
in te lijsten is best. Ook draad gespannen tussen paaltjes,
lichte planken of lage walletjes op goedgekozen plekken
kunnen hun dienst bewijzen. Bedenk dat het verbeteren
van perspectief meer is dan slechten van een muurtje
of het rooien van een heg. Geen inspanning die men zich getroost
om ruim te leven mag verstoken zijn van recht vernuft.
| |
| |
Houd de formele elementen van scheidingen, bestrating,
bijgebouwen dicht bij huis, de omtrek soepel volgend.
Beplantingen in sterke vorm en kleur zijn toegestaan,
maar moeten harmoniëren met de bebouwing. Klimop
en listig aangelegd terras, trapjes, guirlandes,
een onnadrukkelijk bordes en bakken met planten
kunnen de aanblik van de woning zeer verfraaien.
Een haag legt al te straffe wind aan zachte banden.
Geïmporteerde bloeiers worden steeds met maat en overleg geplant.
Volwassen bomen dicht om huis zijn soms een groter ramp
dan schimmelende wanden en een rotte vloer;
een ergernis van herfst tot herfst. Echter: zonder bomen
krijgt een hof toch geen reliëf; een lust voor ieder jaargetijde
zijn ze met zorg gekozen en geplant. Eerder al heb ik dit
groot en taai gewas geprezen om hout en vrucht. Hier niet
hun lof herhaald. Wel dit: wat vlak om huis geplant is
zal de aanblik mee bepalen van heel het erf
tot in de verre omtrek. Een goede boer houdt altijd zicht
op het veld. Hij ziet ook graag de omvang van een zware bui
zoals die uit de verte over een breed front
aanschuivend met wapperend vertoon haar opmars maakt;
de hagel, zwaar als lood, jaagt hazen uit hun legers
en drijft ze met de hermelijn in 't kreupelhout.
Of 's avonds laat - daarom ook ben ik tegen zwaar loof
van al te forse bomen - kijkt hij graag naar omhoog:
nachten zijn er dat de lucht boven de aarde windstil is
en de sterren van de hemel zich scharen rondom
de maan, dat de eindeloze diepten van het uitspansel
tot aan het firmament zich opensperren, dat elke ster
te zien is en de mens zich verblijdt in zijn hart.
Een tuin naar zijn geschiedenis genoemd, vindt evenwicht
en symmetrie in 't middeldeel. Wil men de hof ontdoen
van haar beperkingen, dan vindt de hand hier veel
te redderen. Geen leemte mag er nu in onze daden vallen!
Vanouds legt men met zorg assen en uitzichtpunten aan,
opdat de stijl geleidelijk verandert van strak
naar landelijk. Speelse controle is overal geboden.
Wat ge ook wilt: een lusthof met grandeur en chique
of juist een plek intiem als een prieel, die middeleeuwse
dichters graag bezongen, uw overleg is troef.
Op een strategisch punt geplaatste bank, een inviterend
| |
| |
trappetje lokken de wandelaar naar 't panorama toe.
Een huiverende arcade, een paadje hoog omzoomd met gras,
waardoor men onderwijl een glimp soms kan ontdekken
van 't schoons dat ginds te wachten ligt,
zal evenzeer de tred doen dralen als versnellen.
Het komt er maar op aan dat men het oog nieuwsgierig maakt.
Men vermijde dat een tuin verwildert tot een woud van vormen;
stijl is geen kwestie van versiering en details,
maar een belijdenis, ontwerp van inzicht in het buitenleven.
Waardeer elk jaargetijde: winterse takken oprecht en kaal,
tekens van hoop in het voorjaar, de gloed en de essentie
van de herfst, de hoogtij van de zomer in gaard en border.
Zo'n zomerdag. Een groot genoegen is het 's ochtends vroeg
het tuinpad op te gaan en met de frisse lucht weer nieuwe moed
te ademen: aangenamer is geen drank voor ons gestel.
Maar ook de schemering aan het einde van de dag
kan heerlijk zijn. Vooral wanneer de zon 's middags
in 't zenith heeft staan branden, vindt men dit tafereel
om tien uur, elf uur 's avonds: de damp uit sloot en weide
wordt in het laatste schemeren een scherm van licht;
de koelte geurt; runderen in de lage nevel staan als menhirs;
een zilveren vlies versluiert de zware aardschubben
van de akkers; ginds een veldje rogge in de laatste gloed;
een kinderstem roept in de ijle verte.
Een buitenman vertellen hoe hij zijn gereedschap kiezen moet
of hoe te spitten, zou grover zijn dan een belediging:
de omgang met de aarde vormt zijn daaglijks ritme.
Van kindsbeen af vertrouwd gemaakt met het bezit,
kent hij de gronden. Ook hoeft hij niet zijn hoofd te breken
over de bemesting, zolang op één lap tuin dezelfde soort
mag groeien. Meer durf en ondervinding wordt van u vereist
bij 't zoeken van het juiste midden waar velerlei zal bloeien.
De oude halfverteerde stalmest van het rund is vaak 't best,
omdat die aan geen struik of plant hoeft worden te onthouden,
mits elk voor zich een uitgekiende dosis krijgt.
Men raadplege de kweker, die zaad en planten levert,
over het geëigende moment waarop het goed de grond
wordt toevertrouwd. Veel hangt hier af van 't weer.
Een harde winter zal de herfstgepote heesters kunnen knoeien,
maar een verregend voorjaar is voor netgeplante struikjes
ook geen weelde. Bij gure wind valt weinig uit te richten:
| |
| |
beter een schrale aprilmaand voor het werk laten passeren
dan tranen in de ogen bij 't dorre spul in mei...
Nauw steekt voor 't perspectief de situering van de telgen.
Wie wel eens een toneelvoorstelling in de schouwburg ziet,
weet wat ik bedoel, wanneer ik opmerk dat door hier en daar
een solitair te plaatsen men diepte suggereren kan
zoals coulissen doen, vanuit de juiste hoek, net in die stand.
't Is een verspringen als bij maat en rijm, dat spanning brengt.
Op bomen na zijn struiken 't dominantst, in aantal meest de eerste
overtreffend. Wildgroei voorkome men door goede aanplant.
Hoe klein de stek ook is - dit geldt voor iedere vaste plant -
kijk vier, vijf jaar vooruit. Voor dicht opeengegroeid gewas
biedt snoei geen uitkomst. Elk schepsel vergt zijn ruimte,
maar is inschikkelijk genoeg, wanneer men het zijn plek gunt.
Hiermee is niets gezegd omtrent het nuttig snoeiwerk
dat onontkoombaar is. De tuinman grijpt, zovaak hij twijgen
wegneemt, maar weinig in, doch wel met regelmaat.
Zo went de jonge heester zich allengs te schikken
naardat het hem op z'n voordeligst gaat. Dode, zieke
en beschadigde takken neemt men weg. Kwijnende weefsels
zijn haarden van besmetting. Verwijder ook de dunne,
uit hun kracht gegroeide twijgen, maar houd de harten open,
opdat geen scherm van opgeschoten loof de onder-delen
van de struik de groei beletten. Wat bloeit op 't oude hout
snoeit men vlak na de bloesem; evenwel ervóór,
in 't prille voorjaar, al wat op 't nieuw zal bloeien.
Over de snoei van bomen dit vooral: maak het snijvlak
van de dikkere takken glad en ovaal in lengterichting
van hun stam; laat nooit een gaffeltje als kapstok achter:
ziektekiemen zouden maar al te gemakkelijk een toegang vinden.
Om 't even of men in een border, groententuin of boomgaard
bezig is, het samenleven van de planten vraagt uw aandacht.
Niet elk verdraagt de ander - sommige zijn zelfs verklaarde
vijanden -, terwijl men gene het grootst genoegen doet
door ze in elkaars nabijheid op te laten wassen.
Neem bieslook, zeldzaam gezonde plant; vrijwel nooit aangetast
door ziekte of insecten: een goed gezelschap voor de appel,
want het voorkomt de schurft, waar kwekers zo voor vrezen,
en donzig meeldauw krijgt op kruisbes en komkommer nauwelijks
kans. Ook peen gedijt uitstekend in de buurt van deze plant.
Bonekruid baat uien en - hoe kan het anders: men eet het
| |
| |
er zelfs bij! - het stimuleert de tuinboon flink te groeien.
Geeft kweek u overlast, poot er tomaten tussen en dit verdui-
veld taaie goed, dat zich zo moeilijk uit laat delgen,
zal volgend jaar vertrokken zijn. Te binnen schiet me hier,
dat de lavendel motten weert die al uw wol bederven;
zaai wat van het goedje in de buurt van stekelbrem.
Met de felbloeiende papaver wees voorzichtig: na hun bloei
behoeft de grond veel rust en heeft ze veel versterking nodig.
Voor boeren is papaver in het graan een regelrechte ramp,
vooral bij wintertarwe; van gerst moet ze niet veel hebben.
De brandnetel: rechtstreeks afkomstig uit het paradijs!
Hij weert bederf in zijn omgeving, bezorgt angelika en salie,
valeriaan, de pepermunt en marjolein een hoge opbrengst olie.
In de geneeskunst staat de brandnetel vooraan en jonge blaadjes
van de plant zijn heerlijk om te eten. En dán zijn humus en
zijn humuswerking: geen onderdeel van deze plant is niet
voortreffelijk. De nachtegaal koos hem tot voedsel uit!
Wat pepermunt tussen de kool laat het witje elders dartelen.
Gazon is fraai, maar geef het niet de kans rondom
de pereboom, omdat zijn wortelsap de peergroei remmen zou.
Salie en roosmarijn zijn op en top verliefd, zo knoflook
en de roos. Basilicum en ruit kunnen elkaar niet luchten.
Oostindische kers, goed voor uw kruidenthee, houdt broccoli
vrij van luis. Een ideale combinatie vormt zij met radijs.
Frambozen houdt men uit de buurt van aardappels en kweekt
men nooit samen met de braam. Bernagie is een vriend van aardbei.
De echte tuinliefhebber vervaardigt zelf compost; de zes
die ik nu noem zorgen voor fermentatie: brandnetel (alweer!),
paardebloem, schors van eik, duizendblad, echte kamille
en valeriaan, die in uw apotheek niet mag ontbreken.
Tijm verlevendigt het aroma van de planten en is geliefd
als keukenkruid. Bent u verzot op honingbijen in de tuin,
plant dan voldoende kattekruid, citroenbalsem, hysop,
basilicum, munt of thijm. Ook vlinderstruiken zijn er genoeg
in aantal. Vogels nestelen graag in heggen en klimop.
Kruisbladig wolfsmelk verdrijft mollen, muizen en ratten.
In uitgeputte bodem spit men berkeblad. Vóór het gebruik
van de moderne werktuigen kon men een boer met berkebomen,
door paarden voortgesleept, het pas geëgde land
zien vegen. Prachtige zaaibedden kwamen daarvan.
Grond onder berkebomen mengt men met compost- en mesthopen.
Eikeblad weert slakken, worm en larven. Met bladeren
| |
| |
van esdoorn conserveert u velerhande vruchtopslag.
Hier houd ik op, een dichtwerk is geen encyclopedie.
Eén ding nog: verschaf in perk en hof het hele jaar zijn deel.
De bloeitijd van de aster en de primula verschillen;
sneeuwklokje, narcissus, tulp - beroemd in vele kleuren -
zullen het zonneroosje, de vuurpijl en de balsemien nooit zien;
de vorstelijke lelie kent de roem van kerstroos niet;
vergeet-mij-niet en schildblad, die van de schaduw houden,
hebben alleen van ver de gentiaan - verrukkelijk blauw! -
en de chrysant aanschouwd. De ezelsdistel moet u niet meer
dan een paar voet gunnen, anders wordt hij in al z'n statigheid
u de baas. Kruisdistel hangt men graag in droogboeketten.
Met primula en anemoon is 't voorjaar nimmer kaal.
Geef jacobsladder, die men wel in toom moet houden,
met wederik en penningkruid een plaatsje op uw grond.
Lupine, dankbaar voor tuin en vaas, verdraagt geen winderige
border. Naald van cleopatra en nagelkruid verschaffen zwier;
kattestaart houdt van vertier in grote groepen.
Niet karig moet u zijn met zaad van duizendschoon
en goudsbloem; bollen en knollen stopt u tijdig in de grond,
maar geef de vorst geen kans ze te bevriezen; wat turfstrooisel
houdt de kwaadste koude weg; voor enkele handen vol siert
lieflijker dan ooit het volgend jaar de bruidsluier uw huis.
O, heerlijk geurt een tuin door variëteit van bloemen!
Wanneer ge 's winters drinkt van zelfgewonnen wijn
of uit de weck van lekkers zit te snoepen,
ga dan uw kennis der natuur nog eens met huisgenoten,
goede buur en vriend, of boek en plaatwerk na.
Denk als het sneeuwt niet aan de zomer, maar koester uur en dag,
opdat ge geen onnutte dromer wordt ver vóór uw tijd...
Dit alles heb ik opgestoken van de ouden. Hun kunde
en vaardigheden na doen volgen is het doel van mijn geschrift.
Aan hen en aan hun Schepper past mijn dankbetuiging.
Oogstrelende finesses heb ik niet meegedeeld, de grondslagen
te meer. In elke tijd vindt men bekoring, ieder seizoen een les.
Aanvaard dit klein geschenk van mij, een dorpeling,
genietend van de zon en van de najaarswinden.
Moge God mij eens verheffen boven regime en tijd.
Mijn erfgenoot, ik wens u goede grond, een nagedachtenis
als een rivier, en in Zijn handpalm zij uw graf.
|
|