Zelfwerkend renkeloos gemak. Prijs ongeveer f 42 -
Soms kwamen ze geschrokken van hun tocht terug, de bedienden, krankzinnig, of half lam geslagen...
Ja, iedereen is onderdaan van de koning en van de zoon van de koning. Let eens op de kleuren van het speelgoed! Die kennen wij alleen maar in de taal: zo'n warm wit, zó een warm blauw en rood en geel. Het zijn niet gewone, alledaagse kleuren, kleuren voor gebruik: het zijn de kleuren van de klinkers.
Als ik 's middags over het lege plein loop, het verlaten plein, en ik tref het en zie het speelgoed van de prins liggen, dan ga ik naast het speelgoed zitten, op het lage muurtje of languit, bijna liggend op de warme stenen van het plein.
Ik steek een sigaret op en kijk naar het goudkleurige stadspaleisje en naar het rozerode stadhuis. Het stadhuis huilt altijd een beetje, zonder tranen weliswaar. Verderop is de dom. Het speelgoed staat dan naast mij, ongebruikt. Ik kijk naar de tekens op het speelgoed die ik niet begrijp. Korte en lange strepen. Ze kruisen elkaar soms, zwart op wit. Punten en antennes. Een haar. Op enkele vlakken is een vijfpuntige, blauwe ster; zeskanten zijn er en driehoeken; enkele woorden zijn er in een onleesbaar handschrift opgeschreven.
Zoals bekend, kan alleen de prins ermee spelen: hij speelt altijd alleen. Er is ook maar één prins. Wat het betekent, alleen te spelen en als enige dit speelgoed te hebben, weet hij niet.
Maar hij speelt niet altijd. 's Ochtends bij voorbeeld krijgt hij les, want hij moet veel leren. Hij speelt en leert en verveelt zich niet.
Als ik op het plein zit en ik kijk naar het speelgoed, dan word ik altijd ontroerd, zoveel plezier doet het me ernaar te kijken. Het lacht me toe, het lacht me heel open en vriendelijk toe. Het is, denk ik, van hout gemaakt en met papier beplakt en dan met de kleuren van de klinkers beschilderd.
Heb ik nog een sigaretje gerookt, dan stap ik weer op. Ik loop over het plein en kijk nog eens om. Het speelgoed kijkt me na.