De Revisor. Jaargang 17(1990)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Willem Derks Boerendichter Ergens tussen Moskou en Toledo ontmoet hij hen op een kruispunt of waar dan ook, voetstoots: Vladimir, de Griek, beider halzen langgerekt als vrome lifters - herauten van de zon. Voorwaarts gaat hij en koestert visioenen. Op de landweg worden zijn helden herboren, raken onder de banden van de rups of verbleken achter een ruit in stof en bladeren van poëzie. De dichter ratelt en zijn geest lijkt met vacantie; bestookt door idolen reist hij in het onbekende weg. In het snelle landschap keren die doden niet terug; geen koe maalt nog om zo'n pittige pastorale. Maar als boer vermomd dorst hij van louter schrik zijn beelden in het overjarig avondlicht. De schaduw lekt, een zwarte langgerekte vlam, en helpt hem wat je noemt aan een natuurgedicht. Gezicht op Heerenveen voor Willem van Althuis Geen dorp meer en nimmer ook een stad; tussen de weiden een broedplaats voor het kadaster, een lusteloze verkaveling langs de trekvaarten; een grijze streep uit de verte, een grijze vlek van dichtbij. Kaalslag bevordert het uitzicht: de horizon treedt met geblindeerde ramen naar binnen. Het hart is een mooie ruïne, grijs en lang- dradig gespannen op het lege schilderslinnen. Lijnrecht, aan de verten teruggegeven, ligt daar het gapend silhouet. Anatomische doorsnee. Open plek. De watertoren wijst nog omhoog maar niet op het uur. Boven de grijze huizen schiet de vale lucht nu langzaam vuur: de mythe van het licht wordt herboren. Zoals Vermeer het deed, ook zonder klokketoren. [pagina 55] [p. 55] Tantalus een clavicembalistisch gedicht voor J.H. Moesman Verfomfaaid en vernegerd door herinnering, o Vesalius heft de held zijn vuist - een dooddoener van jewelste een staat van woede tegen die kabbelende draaikont die overjarig daar liggende blauw bekkende zee. Nooit verandert zij van plaats. Over een podium van niks hangen de rode rafels van gisteren - restanten uit het slachthuis van Johannes. Buiten beeld ijlt een vis de trap af naar het duister. Al die draperieën, dat theater, die anatomische sluip- wegen helpen de oude meesters beleefd uit hun jas. Kijk hoe Flora ter ziele en Suzanna te laat voor het bad. Is Moesman zelf gehavend en zwart? Argwanend beziet hij de liederlijke imitatie van zijn ver strekkende held. Post mortem ontfutselt hij een vogeltje nog het hoogste lied. De garderobes voor de dames en de heren? In overleg afgesteld. Maar nog altijd liggen daar de prominente gouden bergen die Tantalus kwellen - daar - zinderend in het verschiet. Schilderij voor Willem van Althuis Ver weg in het onzichtbare strekt zee zich uit; een dunne streep aan de wand waar alles vervloeit onmerkbare overgang van elementen nergens een ree maar pas op een weelde van kleuren in grijs dat bloeit. Een zee zonder namen grijsgeverfd een benevelde vlakte waar water verandert in zand; de tand van de tijd zich slijpt aan de chorussen van het licht; een tao-gedachte - gevleugelde hinde - zich beweegt door het veld van de arbeid. Verstandige lui nemen aan dat die zee een zee is van niets en Horizon het blikveld begrenst bij wijze van rust en rede. De mens gaat voorbij de mens het lijkt hier wel vrede. De spiegels van het licht kaatsen elkaar als teken van iets en wie toch kijkt voorbijganger weet: om het verlorene te vangen volstaat heel listig verfgebruik. De rest is een kwestie van binnen hangen. Vorige Volgende