De Revisor. Jaargang 17(1990)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Isabella di Morra D'un alto monte onde si scorge il mare Hoog op een berg die uitziet over zee zit ik, jouw dochter Isabel, te turen of ik een schip zie naderen waarmee je mij, o vaderlief, bericht zult sturen. Maar mijn gesternte gunt mij pais noch vree zodat ik in dit nest zit te verzuren, en al mijn hoop verkeert in ach en wee door deze rampspoed die ik moet verduren. Want ach, ik zie geen boeg die 't zeevlak splijt, geen zeil dat opbolt in de wind (o God, aan deze kust heerst louter eenzaamheid!). En hard en fel beklaag ik me over 't lot dat mij in deze helse kerker smijt: de walging grijpt mij steeds meer bij de strot. Ecco ch'un altra volta, o valle inferna O aardse hel, o dal van boze machten, o woeste stroom, o kloof, o vallend puin, o bergspelonk, o rots, o kale kruin, opnieuw hoor je mijn schrille jammerklachten. Waar ik ook zwerf of eenzaam zit te wachten, aldoor klinkt in je oor de rouwbazuin van mijn verdriet. O grillige Fortuin, zul jij mijn snerpend leed ooit nog verzachten? Ach, treur met mij, o neergestorte keien, o schichtig wild, o opgedroogde wellen, o bergwouden, o naakte rotspartijen, o uilen, die elk ongeluk voorspellen! Luidkeels wil ik met jullie een lot beschreien dat zich geen mens op aarde voor kan stellen. Vorige Volgende