duitse gravin uit Kitzingen am Main met haar negenentwintig nonnen. Ik herken Hildegarde en Gisela, helaas niet de monnik die haar namen inschreef en het er blijkbaar moeilijk mee had.
Het klooster Charavalle di Colomba, het Clairvaux van Piacenza, laat ik om begrijpelijke redenen links liggen - ook al moet er een kruisgang met fraaie kapitelen te zien zijn - en loop rechtdoor naar Borgo San Donnino, in antieke tijden Fidenza genaamd, maar toen had men nog vertrouwen in de toekomst. Nu is alleen de plompe dom nog van belang, dat wil zeggen de westelijke gevel ervan. Ik blijf lang kijken naar twee scènes uit het Kerstverhaal. De mooiste is de galop van de drie koningen, wier namen er prachtig bijgebeiteld staan. Ze houden ook in steen hun vaart, ze kunnen er wat van. Maar ik schrik zowaar, als ik aan de gevel Ezechiel ontwaar, toch al een profeet van wie ik niet echt houd. Zeer streng staat hij afgebeeld, waarschijnlijk door de grote Antelami zelf, die voor deze gevel met zijn leerlingen verantwoordelijk is. Hij schijnt het vak in Arles geleerd te hebben om het met niets ontziende kracht in Emilia uit te bouwen.
Ik vraag her en der wat hier van wie is, maar men komt niet verder dan Antelami, Antelami. Wel raadt men mij met klem aan straks niet meteen rechtsaf de Appennijnen in te lopen, maar eerst naar Parma te gaan. Daar is nog veel meer van Antelami, Antelami te zien. Ik denk er zelfs even aan, toch in het geheel geen paardengek, die omweg als ruiter te nemen, maar ik besluit tot afzien: te voet moet ik verder over de bodem van mijn aards bestaan.
Ach, die profeet van Antelami in Parma is natuurlijk weer prachtig. Kort en gedrongen dit keer, voorzien van een schitterende baard; zijn voeten wijd uiteen, krachtig in het steen geplant. Een kostbare mantel aan, te opgelegd kostbaar, misschien staat dat me tegen. Er is teveel macht en geld in het werk van Antelami, hij laat te goed zien hoe er verdiend wordt langs en om de Po.
Dat geldt niet in die mate voor zijn beroemde kruisafname in de Dom. Hoewel de engelen te plechtstatig door het luchtruim zweven en er net even teveel heiligen staan opgesteld, zit er toch iets van onbedaarlijk leven in het beeld: een man neemt Jezus volop om zijn middel, een ander klimt op een laddertje naar zijn gespijkerde hand. Dat laddertje staat alleen verkeerd, onlogisch van linksonder naar rechtsboven, de rechter engel moet het met het hoofd voor vallen behoeden. Zou de meester één van zijn leerlingen een handje hebben laten helpen?
Geen ruiter te zien langs de smalle herenweg van Parma de Appennijnen in. Bij Fornova zal ik weer op de echte Francigena komen. Vaak krijg ik juist op zo'n zijpad een tintelend gevoel. Tussen de wegen moet je het zoeken, heb ik van mijn vader geleerd. In Talignano kijk ik bijna plichtmatig naar een zielenwaag die de schrik van de hel moet betekenen. Ik word er niet koud of warm van, het is te primitief voor